Mrt. 1914.] Uit de practiJk.
enkele keer eenige animo bij de gymnastische oefeningen? Daar
waar leiders optreden, die zelf goede gymnasten zijn of geweest
zijn in hun Cadetten- of H. C. tijd. Voor het overige hoort men
helaas maar al te dikwijls: „morgen alweer die vervelende binnen
dienst, elk uur een lepel".
En wat ziet men dan? De morgen wordt gebruikt voor: gym
nastiek, schermen, openluchtspelen, theorie, en waar een zwem
bassin iszwemmen. Voor elk dezer onderdeelen is dan beschikbaar
K uur. (Een rust van 14 r2 uur inbegrepen).
Indachtig aan het bepaalde in punt VI derAlg. Bepalingen Voor
schrift Gymnastische Oefeningen Inf. worden de 45 minuten beschik
baar voor de gymnastiek verdeeld over de verschillende werktuigen;
meestal over drie, b. v. rekstok, springen, brug. Elk toestel krijgt
dan een kwartier.
Rekent men nu één klasse op tien man (wat niet te veel is)
en de tijd noodig per man en per oefening op 30 seconden, dan
krijgt elk man aan één toestel drie beurten. In totaal dus 9 beurten.
(Dit moet als gemiddelde genomen worden, daar er oefeningen,
zijn, die langer duren dan 30 seconden, en ook die niet zooveel
tijd behoeven. De beurten voor onderwijzer en voorwerker zijn ook
niet meegerekend). De man spant zich dus gedurende drie kwartier
slechts 9X30 270 seconden 4'|2 minuut in. Wij zijn zoo vrij
te twijfelen aan eenig resultaat bij zoodanige beoefening der gym
nastiek.
Daar er van een geregelde, stelselmatige opleiding in gymnastiek
geen sprake kan zijn, daar dit te veel tijd zou kosten en ook niet
in de bedoeling kan liggen, moeten we trachten eene andere oplossing
te vinden.
Volgens onze bescheiden meening zou de Zweedsche gymnastiek
beter voldoen.
Ons tegenwoordig voorschrift is een hinken op twee gedachten.
Beide systemen het Duitsche en het Zweedsche zijn er in vertegen
woordigd. Indien alles wat wij er aan Zweedsche gymnastiek (bij
de afdeeling vrije oefeningen) in hebben, serieus beoefend werd,
dan zou dat zijn nut nog wel kunnen hebben. Doch dit gebeurt lang
niet altijd. Nergens in het voorschrift toch vindt men eene aanwij
zing omtrent de „groote waarde" dezer oefeningen.
In het gymnastiek-voorschrift, aan het tegenwoordige vooraf-
252