[Mrt. 1914. Luitenant Baron van Lawick haalt in het vervolg van zijn studie „Het handgemeen een legende?" verdere voorbeelden aan van den strijd man tegen man, waarbij thans ook de RussichJapansche oor log in beschouwing wordt genomen. Eenige zeer waardeerende bladzijden worden door kapitein de Bruyn gewijd aan „het verslag der Legercommissie" betreffende de Infanterie, Het verslag is 50 bladzijden groot en geeft aan het slot in 37 punten de conclusiën weer, waartoe de Commissie ge komen is. Van belang is vooral ook het gedeelte, waar de com missie aangeeft, wat naar haar meening van een geoefend soldaat moet kunnen worden geëischt. We geven deze eischen daarom in hun geheel weer: „Gewapend met zijn geweer, belast met een aanzienlijken voor raad patronen, met zijn pioniergereedschap, met de noodige stuk- „ken van kleeding en uitrusting en eenigen mondvoorraad alles „te zamen niet minder dan 25 K. G. wegendemoet hij zijn ge- rechtskracht daarheen weten te brengen, waar dit door de aan roering wordt noodig geacht. „Hij moet zijn uitrustingin het bijzonder zijn geweerin goed „bruikbaren staat weten te houdenzijn wapen, ook zonder bevelen „van hoogergestelden, op doeltreffende wijze weten aan te wenden. „Hij moet van het terrein zoodanig weten gebruik te maken, dat „hij vooruit komt met de minste kans, om door het vijandelijk „vuur getroffen te worden. Vaak zal bij zich daartoe op handige „wijze kunstmatige dekking moeten verschaffen. „Zelfs na groote vermoeienissen en ontberingen zullen er oogen- „blikken komen, waarin hij wat hem aan kracht rest, moet bij eenverzamelen, om zich, soms over flinken afstand en door „moeielijk terrein, in den looppas vooruit te werpen. „Als patrouileur moet hij handig zijn en gezicht hebben op alle „soorten van terrein. „Als schildwacht moet hij waakzaam zijn en oplettend, zonder „vrees of beklemming voor de indrukken van den donkeren nacht. „Hij moet het gevoel van honger kunnen dragen, met voedsel „in den zak, dat hij niet mag aanraken. „Hij moet zijn keuken kunnen graven in het veld, zijn potje „daarop gaar kunnen maken. „Hij moet zich kunnen getroosten soms nachten achtereen onder „den blooten hemel door te brengen. „Hij moet het besef hebben, dat al deze dingen plichten zijn, „die op hem rusten en den wil met opgeruimden zin, die plichten „te vervullen. 1) Aanwezig in de bibl. v)h D. v. O. 269

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 87