Boekbeoordeëling en -Aankondiging. [Mrt. 1914.
ligen Gouverneur, Generaal Deijkerhof, in zijn zak. De troepen
macht werd in korten tijd aanzienlijk opgevoerd, van hare sterkte
op 1 Juni 1896 geeft bijlage VIII (deel 1) eene opgave (o. a. 8 ba
taljons veld inf.), terwijl achter in het 2e deel een vergelijkend
overzicht voorkomt van die sterkte voor de jaren 18921912.
Daaruit zien we, dat in 1896 op Atjeh aanwezig waren 323 of
ficieren, 3437 Eur. en 4439 niet-Eur. minderen en in 1912 178 off..
788 Eur. en 4990 niet-Eur. minderen, voorwaar cijfers, die beter
dan wat ook, het voortschrijden der pacificatie illustreeren.
Op bldz. 157 (deel 2) teekent de geachte schrijver aan, dat hij
zich betrekkelijk weinig aan kritiek op krijgsverrichtingen en be
stuursmaatregelen heeft gewaagd, een standpunt, dat waar de
geschetste periode nog betrekkelijk kort achter ons ligt zeker te
prijzen valt.
De gebeurtenissen werden echter zoodanig uitvoerig en zakelijk
belicht, dat het den belangstellenden lezer niet moeielijk zal vallen
aan de hand daarvan zelf conclusies te maken.
De intrekking der buitenposten kon echter in de oogen van den
kapt. Kruisheer geen genade vinden (bldz. 151 2e deel). Hij had
ze liever zien benutten als steunpunten van eene krachtig doorge
voerde actie, met welke bedoeling deze posten oorspronkelijk ook
waren opgericht, maar in den loop der jaren was, tengevolge van
eene averechtsche politiek, het initiatief stelselmatig binnen de pa
lissadeering dezer steunpunten gehouden.
Moet ik van een theoretisch standpunt den bevoegden schrijver
bijvallen, practisch gesproken, meen ik dat de toenmalige Regee-
ringscommissaris moeielijk anders kon handelen. Niet zonder be
doeling liet kapt. Kruisheer aan zijn verhaal de bekende woorden
voorafgaan: il faut juger les faits d'après leur date".
Ook General Vetter moest rekening houden met het feit, dat al
sedert ettelijke jaren de troep geleden had door eene politiek van
„zoete broodjes bakken". De panglima perang besar was met onzen
steun, onze voorlichting en onze hulpmiddelen een niet gering te
schatten tegenstander geworden. Waar we als 't ware op het punt
stonden uit Groot-Atjeh weggewerkt te worden, daar mocht abso
luut geen kans worden geloopen om nogmaals échec te lijden. Daar
waren misschien maar twee personen, wien toen al voor den geest
stond welke weg alleen tot volledige onderwerping kon voeren,
dat waren de toenmalige overste van Heutsz en zijn chef van den
staf. Beiden hebben vaderland en leger onschatbare diensten be
wezen: zij zijn de groote voorgangers geweest, naar wie we nu
nog met bewondering moeten opzien. Ze hebben zich ook in de
jaren na 1896 getoond de mannen van durf, initiatief en voortva
rendheid, die niet alleen eigen leven in de waagschaal stelden,
maar ook den moed hadden om de verantwoordelijkheid te aan
vaarden voor daden en maatregelen, welke in 't licht van dien tijd
281