April 1914.] Tactische oefening op de kaart 2e. serie. De ingang van het bergdefilé Padalarang-Tjipatat is in front (naar het Oosten dus) goed te verdedigen in de door den reeds eenigen tijd te Padalarang aanwezigen korpscommandant daartoe al gedeeltelijk ingerichte lijn van de Tj. van 7)7djeungdjing2 naar de LI van Tegalladja, vooral nu, voor zoover noodig, het terrein vóór die lijn is opgeruimd. Dit stellinggedeelte wordt echter ge domineerd door het terrein op en voor den linkervleugel. Vóór de stelling is noch rechts, noch links volkomen aanleuning te vinden. Zou het den vijand gelukken den Pr. Soedimampir te bezetten, dan is hiermede de stelling vrij wel verloren. Intusschen biedt het terrein den vijand op den linkervleugel betere gelegenheid tot nadering dan de rechtervleugel. Om nu den ingang van het bergdéfilé afdoende te verdedigen, zou feitelijk een krachtige bezetting noodig zijn van af den Pr. Soedimampir tot en met Tegalladja en bovendien nog moeten wor den beschikt over de noodige reserves. Het zal echter wel geen betoog behoeven, dat met één brigade en één bataljon infanterie, gelet op de breedte van de te verdedigen strook, een dergelijke inrichting der stelling moeielijk is te bewerkstelligen. Men zou geraken tot een noodelooze versnippering der krachten. Bij even tueel krachtig opdringen van den vijand tegenover een bepaald gedeelte van de stelling, zou de bezetting vermoedelijk niet krachtig genoeg blijken om zoolang stand te houden totdat de algemeene reserve was ingezet. Op grond van boven vermelde overwegingen komt de brigade commandant tot de volgende conclusies: le. dat het stellinggedeelte van de Tj. van Tjidjeungdjing 2 tot de II van Tegalladja in ieder geval moet worden bezet en tot krachtige verdediging ingericht; 2e. dat, zoolang van de plannen van den zeer zeker spoedig te verwachten vijand nog niets nader bekend is, het gewenscht is zooveel mogelijk troepen beschikbaar te houden; 3e. dat, om deze beschikbaar te houden troepen tijdig op de meest geschikte plaats en op het gewenschte tijdstip in te kunnen zetten, de communicatie achter de stelling verbeterd dient te worden 4e. dat, hoewel het doorzetten van een vijandelijken aanval het meest waarschijnlijk wordt geacht van uit het Noord Oosten, reke ning dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat de vijand, bijvoorbeeld gedurende den nacht, zal trachten den Pr. Soedimam pir te vermeesteren, waartoe die heuvel reeds van den aanvang af moet worden bezet, waarbij de reeds gemaakte schans als steunpunt kan dienen [zie ook G. H. 102 (3)J. Deze conclusies leiden tot de volgende besluiten a. het stellinggedeelte van de Tj. van 7yidjeugdjang 2 tot de 11. van Tega//adja wordt verdeeld in twee vakken, n.l. een van de Tj. 392

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 106