Het Soldatenkind. April. 1914.] kleine voetballen en een vuistbal van de compagnieën in bruikleen, en de hoogste klasse huppelt lustig daarachter. Staven voor vrije en orde oefeningen tijdens pionieroefeningen verzameld; bouwdoozen op venduties gekocht, ten geschenke ontvangen en met behulp van den timmerman wat aangevuld, popjes, waar jongens zoowel als meisjes om vechten, knikkers, kleine vangballetjes, enz. Al dit speel goed, vooral wat ook buiten gebruikt kan worden valt zeer in den smaak. Wat betreft het eigenlijke fröbelen, waarvoor ik verwijs naar ver schillende boeken, als dat van Mevr. E. van Calcar „Handleiding voor de Fröbelmethode" en vooral dat van Joha. Wierts van Coe- hoornStout „De Kindertuin", zoo is dat nu nog te ingewikkeld. Door de omgeving van het Soldatenkind komen al die speelgaven, hoe mooi ook bedacht, hier niet tot hun recht. Het kind moet nog leeren spelen. Daarbij komt, dat we nog te weinig ervaring hebben en misschien over een paar jaar het oordeel anders zal luiden. Het is al heel wat, zooveel zit in dat kind te krijgen, dat het met lust kraaltjes gaat rijgen. Doch om met de heele en halve ringen, stokjes, enz. te werken, moet voor ieder kind voldoende voorraad zijn, anders grijpen ze het elkaar af, en daarvoor zijn nog geen fondsen. Het kind vraagt dadelijk „boeat apa" en als ge nu uit een stuk papier een blaadje scheurt, begrijpt het dat en doet het na. Doch symetrische figuren willen er nog niet in. We hebben aardige resultaten met klei- arbeid. Een feestnummer is altijd de schoolwandeüng naar de potten bakkers. Dat zien maken van hun bekende voorwerpen, van de een voudige „basi"tot meer ingewikkelde vormen toe, neemt heelemaal hun belangstelling in beslag, en dan gaan thuis de kleine knuisjes ook door de klei. Van Slöjd is dat nog de beste beginvorm. Iets nieuws is nu de bloementuin, een klein hoekje omrasterd met volièregaas, waarin tal van planten in potjes, blikken, enz. De oudsten komen geregeld die verzorgen en begieten en leeren dus voor iets belang stellen en zorgen; naast de beginselen voor het „goede" en „ware" ook die voor het „schoone". Voor de kindertjes boven de 5 jaar hielp de drukkerij ons aan eenige stellen letters op karton, die de kinderen met zeldzame snelheid als spelletjes leeren. De onderwijzer neemt een O en nog een, en dan een M, en zoo komt het woord OOM. Alle eenvoudige eenlettergrepige woordjes om de 00 klank zijn nu al bekend. Dan komen de EE en de OE, en zoo gaat dat door. Het onderwijs gaat half Maleisch, half Nederlandsch, doch in de 330

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 44