April 1914.]
Uit de practijk.
Naar gelang van de bekwaamheid van den onderwijzer kan
de sterkte der klasse opgevoerd worden tot 30 a 40 man; als
regel moet gelden, de beste onderwijzer bij de slechtste klas.
De klassen worden zoo mogelijk steeds buiten in de scha
duw opgesteld. De leider geeft daarna aan den instructeur
een zoogenaamd thema op, bijv:
armen heffen en buigen armen strekken! uitgangshouding
romp buigen ofwel romp draaien; met gebogen
beenen plaatsen knieheffen armen.
Door arm-, romp-, been-, en zoo nu en dan ook hoofd
bewegingen met elkander te verbinden, kunnen door veran
dering van richting uit elk thema meerdere vier-, later zes-
deelige oef: gevormd worden.
Nadat de onderwijzer de oef: heeft voorgedaan, zoo noodig
in front en uit de flank, wordt ze dadelijk door de klasse
éénmaal uitgevoerd, waarna de onderwijzer in 't kort de
gemaakte fouten aangeeft. De oef: worden daarna veelvuldig
herhaald op tel of met tusschentellen. Indien de onderwijzer
het tellen aan den helper overlaat, dan heeft hij zelf volop gele
genheid om gedurende de uitvoering opgemerkte fouten te
verbeteren.
De spelen.
Na beoefening van den vorm van steenstooten en staaf-
werpen, kan aan de spelen het karakter van wedstrijd
gegeven worden door opstelling als in de fig 5 en 7 is
aangegeven. Fig: 7 is overgenomen uit een werkje „Volks
feesten en Volksoefeningen" door S. v. Aken.
De lust voor beoefening van voet-, korf- en vuistbalspel
wordt zeer verhoogd door stipte toepassing van de spelregels,
door aanwezigheid van behoorlijk spelmateriaal, door duidelijke
uitzetting van de speelvelden met vlaggetjes en witte banden
en tenslotte door het doen dragen van zichtbare onderschei
dingsteekenen.
Op bovenstaande wijze een les inrichtende, spant ieder
man zich niet 4V2 min., doch minstens 15 min. in, hetgeen
met het oog op gepaste rustbeurten voor dien dag vol
doende geacht moet worden.
De hooge eischen, die in oorlogstijd aan het physiek gesteld
372