Ouerzicm Dan eenige Tijdschriften, Mavors 1914 No 2. Als eerste artikel bevat deze aflevering een bespreking van de wijzigingen in het velddienstvoorschrift door den kap. J.H. Harden- berg. Het V.V. wordt geheel omgewerkt, maar voorloopig zijn de hoofdstukken over den veiligheidsdienst afzonderlijk als wijzigings blad uitgegeven, om daarmede met de opleiding der nieuwe lichting rekening te kunnen houden. Daar in den laatsten tijd ook ons V.V. in dit tijdschrift nog al eens besproken is, meenen we eenigszins uitvoerig bij bovengenoemde wijziging te moeten stilstaan, Vermelden we allereerst, dat de veiligheidsdienst thans behandeld wordt in een aantal bladzijden dat nog niet 'ƒ3 bedraagt van dat, hetwelk vroeger aan deze stof werd gewijd. Meermalen hebben wij op de groote uitvoerigheid, waarmede sommige zaken vroeger in 't V.V. behandeld werden, gewezen. De spits had 15 lange punten van verplichtingen, met het gevolg, dat er nog telkens nieuwe punten werden ontdekt. Naar het ons voorkomt, is de Commissie, met de Samenstelling van het nieuwe V.V. belast, er in gesiaagd om de beginselen van den marschveiligheids- en voorpostendienst in zeer duidelijken vorm te omschrijven. Het zou ons te ver voeren alle veranderingen aan te geven en vol staan daarom met de vermelding van de voornaamste. Allereerst valt dan onze aandacht op punt 12, behandelende de taak der voorhoede (vgl. ons V.V. punt 64 Aldaar lezen we als 2e alinea: „Zoodra uit de ingekomen berichten mag worden afgeleid, dat „een ontmoeting in die richting met den vijand te verwachten is, „ontvangt de voorhoede-commandant van den Alg. bevelhebber „tijdig nadere bevelen, welke duidelijk aangeven, hetgeen van de „voorhoede wordt verlangd." Ook ons V. V. kent een dergelijke verplichting van den A.B, n.l. die aangegeven in punt 65. Echter worden daar pas nadere bevelen gegeven, als de A.B. merkt, dat het verkeerd zou gaan. Omtrent sterkte en samenstelling der voorhoede lezen we in punt 13: „Van de infanterie wordt ten hoogste een derde der geheele sterkte „toegewezen, van de cavalerie en wielrijders zooveel als de Alg. „Bev. voor de onmiddellijke beveiliging onmisbaar acht, terwijl de „pioniers, in den regel, geheel of ten deele ter beschikking van den „voorhoede-commandant worden gesteld. 384

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 98