Mei 1914.] Overzicht van eenige Tijdschriften. De Militaire Spectator, 1914 No. 3. Deze aflevering opent met een artikel van den Kapitein van den Generalen StafH. K. Hardenberg, getiteld „Het honderdjarig bestaan van den Nederlandschen Generalen Staf". De feestelijke herdenking van dezen dag werd in de dagbladen reeds uitvoerig besproken. Kap. Hardenberg geeft een geschiedkundig overzicht van de werkzaamheden en de geleidelijke ontwikkeling van den Gen. Staf gedurende zijn 100-jarig bestaan. De schrijver van „De Balkan oorlog van 1912—1913" behandelt in deze aflevering de operatiën van het 11e Bulgaarsche leger tot aan zijn poging tot den verkorten aanval op Adrianopel. Moeten we, zoo vraagt S de poging van Generaal Iwanof, om Adrianopel als het ware stormenderhand te nemen, afkeuren. Neen, zoo luidt het antwoord. Al is de verkorte aanval niet gelukt, het principe was juist. Elke duim gronds, elke verschansing of versperring, die men op die wij ze wint, is meegenomen. Iwanof's toeleg is mislukt, maar de po ging is lofwaardig. Mede wordt in deze aflevering de concentratie van hetTurksche leger behandeld, en worden ons de daarin van die zijde gemaakte fouten uitvoerig besproken. Het plan door den Turkschen Gene ralen Staf ontworpen beoogde een meer zuidelijke concentratie, maar men wenschte den Bulgaren niet de gelegenheid te bieden, om een deel van het Turksche rijk ongehinderd in bezit te nemen. Op het laatste oogenblik besloot men daarom tot een concentratie achter de lijn Kirkkilisse-Adrianopel. Aan deze eene groote fout werd nog een tweede toegevoegd, n. 1. dat de Turken meenden tot het of fensief te moeten overgaan. Het beginsel van den eersten klap is heel mooi, maar de vuist, welke dien moest toebrengen, was daartoe, en zeker op het oogenblik niet in staat. De le luitenant Bolten besluit zijn artikel „Opmerkingen vaneen mitraillist". S. beoogde met zijn artikel de aandacht te vestigen op enkele gebreken, welke volgens de door hem opgedane ervaring nog aan de Schwartzlose mitrailleurs kleven. Voorts wordt met betrekking tot de mitrailleurs nog de vraag gesteld: „pantserschild of niet?" S. meent deze vraag met ja te moeten beantwoorden. Ook de bereden mitrailleurafdeelingeo hebben schilden en de inf.-mitrailleurs zijn in 't algemeen nog langer aan 'svijands vuur blootgesteld dan de eerste, zoodat het onbillijk mag genoemd worden aan de infanterie-mitrailleurs de schilden te ont houden. Aldus de redeneering van S. Tegen die redeneering is wel 496

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 101