Overzicht van eenige Tijdschriften.
[Mei 1914.
het een en ander aan te voeren. Maar verder wordt dan door S.
opgemerkt, dat de mitrailleur zich onmiddellijk verraadt door een
8 a 10 M. hooge rookpluim, die het vijandelijk vuur tot zich trekt.
Waar nu het meevoeren van schilden door de inf. in de laatste jaren
meer en meer ter sprake komt, kan men gereedelijk toegeven, dat
zeer zeker de infanterie-mitrailleurs dan wel in de eerste plaats van
dit draagbaar dekkingsmiddel behoeven te worden voorzien.
Een practische, leerzame oefening in het pionieren wordt be
schreven door kap. W. Froger, van wiens hand reeds meerdere
opstellen op dit gebied verschenen. Bij de thans behandelde oefening
werd de beschikking verkregen over een paar boerderijen, die af
gebroken zouden worden. Een compagnie infanterie, waaraan eenig
geniepersoneel toegevoegd, richtte deze boerderijen in tot rugsteun
punten achter een onderstelde stelling.
In de studie van kap. C. W. van Dooden over „Een en ander over
zoeklichten in den landoorlog" werd tot nu toe over den vesting
oorlog gesproken. Thans worden de zoeklichten bij het veldleger
behandeld. Eerst in de laatste jaren is men tot laaststbedoelde in
deeling overgegaan. De groote vermeerdering van den trein, de
moeielijkheid van het transport over slechte wegen enz. waren oorzaak,
dat het veldleger nog niet van die verlichtingsmiddelen werd voor
zien. Bij de moderne zoeklichten zijn de transportmoeielijkheden
zeer verminderd, terwijl bovendien de bediening is vergemakkelijkt.
Kap. van Dooden geeft vervolgens aan welk soort zoeklichten,
en welk aantal, hij voor het Nederlandsche veldleger als minimum
noodig acht, n.l. 6 zoeklichten van 60 c.M. en 12 van 25 a45c.M.
De eerste rechtstreeks onder den Divisie-commandant, de laatste
verdeeld over de regimenten, of liever nog over de brigades.
Voorts bevat deze aflevering nog de volgende artikelen:
„Het Reservekader", door C. C. de Gelder;
„De overgang van verlofsluitenants naar het korps beroepsofficie
ren", door idem;
„Geperste vakwerkliggers en hunne toepassing bij tijdelijke ver
sterkingen", door P. W. Scharroo, alsmede nog het vervolg van de
studie „het handgemeen een legende", van luit. Baron van Lawick.
N.
497