Mei 1914.] Beschouwingen ovEr de Veldversterkingskunst.
En al dadelijk valt dan op, dat eene opstelling der schutters op,
of ook reeds halfweg eene hoogte, in stijd is met enkele beginselen,
die door de veldversterkingskunst steeds voorop gesteld worden.
Zoowel uit een oogpunt van vuuruitwerking (bestrekenheid der
banen) als uit een oogpunt van dekking en maskeering wordt alge
meen steeds gestreefd naar eene zoo laag mogelijke opstelling.
Een hooge opstelling heeft het nadeel van eene min of meer
borende vuuruitwerking, toenemende met de hoogte der opstelling
en is bovendien meer blootgesteld aan de waarnemingsorganen van
den aanvaller.
Hiertegenover staan echter de voordeelen van eene domineerende
opstelling, ruim, dikwijls onbeperkt uitzicht, hooger gestemd moreel 1),
het inzien van terreindeelen, waar de vijand anders onopgemerkt
zou blijven, de mogelijkheid tot het afgeven van vuur over de eigen
troepen heen, in beperkte mate voor Infanterie (étagesgewijze op
stelling) minder beperkt voor de mitrailleurs 2) en haast onbeperkt
voor de artillerie, en ten slotte de min of meer grootere stormvrij
heid, ook al weer afhankelijk van de gesteldheid van de hoogte en
de opstelling van den verdediger.
Dit alles bij elkaar genomen leidt tot de conclusie, dat de bezetting
van hoogten zeer zeker van voordeel kan zijn. Trouwens de krijgs
geschiedenis bevestigt deze conclusie. In tal van veldslagen, ook
in den nieuweren tijd, werden hoogten ter verdediging ingericht
en vormden zij meermalen de brandpunten van den strijd.
Daarom moet men zich bij de keuze van de stelling, met name
bij het bepalen van de lijn van weerstand, niet uitsluitend laten
leiden door de algemeene eischen, vrij schootsveld en ruim uitzicht,
doch ook tevens wel degelijk het opnemen van hoogten en van na
tuurlijke steunpunten in het algemeen voor oogen houden en boven
dien in overweging nemen dat de aanvaller voor een, voor hem
zoo ongunstig mogelijk aanvalsterrein komt te staan, terwijl zoo
mogelijk toch gelegenheid aanwezig moet zijn om zelf onder gun
stige omstandigheden den tegenaanval uit te voeren.
1) Is het waarheid, of is het slechts eene fictie, dat het moreel stijgt
naarmate men hooger boven de omgeving staat en daardoor een vrijer
uitzicht krijgt?
2) Reglement Mitrailleurs II, art 24.
424