Mei 1914.] BeSCHOUWINGEN over de Veldversterkingskunst. De voornaamste vraag, die zich hierbij voordoet, is of met de groep van de G. H. hetzelfde wordt bedoeld als hetgeen blijkens het voorgaande onder groepversterking wordt verstaan, m. a. w. of de groep van de G. H. moet beschouwd worden als een tactisch steunpunt. Na langdurige overweging van het in de G. H. voorgeschre- vene zijn we echter tot de conclusie gekomen, dat dit niet het geval is en dat het groepsgewijze aanleggen der infanteriever- versterkingen slechts tot doel heeft, de infanterie van de stelling op de meest doelmatige wijze tusschen de steunpunten te groepeeren. Dit principe wordt overigens in den tegenwoordigen tijd algemeen gehuldigd, doch uitsluitend om de tusschenruimten tusschen de steunpunten te vullen. Reeds sedert geruimen tijd heeft men het beginsel lange, aaneen sluitende liniën van gevechtsloopgraven losgelaten. Open ruimten zijn zooals de G. H. terecht opmerkt niet schadelijk, mits zij werkzaam onder vuur worden gehouden, uit zij- of achterwaartsche opstellingen. De vraag doet zich hierbij voor, hoe groot zoo'n open ruimte wel mag zijn en daar geeft de G. H. geen antwoord op. Mag men bijv. eene strook van 600 M. breedte onbezet laten? Naar onze meening niet. De open ruimten zijn ontstaan uit de zucht om zoo min mogelijk troepen voor de eigenlijke bezetting der stelling af te staan, dus uit zuinigheidsoverwegingen. Ook uit een offensief oogpunt zijn de open ruimten te verdedigen, daar zij bij uitstek de plaatsen zijn om de partieéle tegenstooten tegen den te brutaal opgedrongen vijand uit te kunnen voeren. Maar zij mogen het behoud van de stelling niet in de waagschaal stellen en dat zou het geval zijn wanneer de open ruimten te groot worden genomen. We denken hierbij aan een aanval bij nacht. Wie bijvoorbeeld de brigadeoefeningen in de le militaire afdeeling in den nacht van 5/6 September 1913 van nabij heeft medegemaakt en gezien heeft hoe eene troepenmacht van vier bataljons infanterie dicht aaneenge sloten de stelling ongemerkt tot op zeer korten afstand wist te naderen, zal het gevaar van eene te groote open ruimte in de stelling des te beter begrijpen. Waarlijk, zoo'n nachtelijke aanval op een onbezet gedeelte van 426

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 31