Beschouwingen over de Veldversterkingskunst. {Mei 1914.
In één adem met de maskeering wordt in den regel genoemd de
aanleg van schijndekkingen.
Ook hiervoor is bij groepversterkingen plaats. Schijnloopgraven
zijn hier bijv. wenschelijk op de buitenvleugels. Daardoor krijgt
de groepversterking een breeder aanzien, dan zij werkelijk heeft en
wordt de dichtheid van het op de versterking afgegeven vuur
verminderd.
Het spreekt van zelf, dat schijnloopgraven niet zoo volledig gemas
keerd worden als de echte loopgraven, daar zij anders niet of zeer
moeilijk gezien zouden .worden en daardoor hun doel zouden
missen. Weglating van de maskeering der schijnloopgraven is echter
ook verkeerd, want daardoor zouden misleidende bedoelingen van
den verdediger al te doorzichtig worden.
We zullen hier niet langer stilstaan bij het profiel en het tracé
van de schans en de beide compagniesloopgraven, daar voor beide
ongeveer dezelfde eischen gelden als voor gevechtsdekkingen voor
Infanterie in het algemeen.
Het spreekt vanzelf, dat het profiel zoo deugdelijk mogelijk geno
men moet worden en dat ter wille van de vuuruitwerkingen de dek
king alle technische inrichtingen, die de veldversterkingskunst daar
voor aanbeveelt, moeten worden toegepast.
We bedoelen hier het gebruik van traversen, rugweren, hoofddek
kingen, overdekte tirailleurloopgraven, scherfvrije schuilplaatsen, op
leggingsplaatsen voor patronen, opstellingen voor uitkijkposten en
inrichtingen voor het vuren bij duisternis.
Stilzwijgend zullen we al deze inrichtingen voorbijgaan en slechts
een enkel woordje wijden aan de hoofddekkingen.
Deze hoofddekkingen, blijkens den naam iets nieuws in de veld
versterkingskunst, vertegenwoordigen echter een oud begrip n.l. dat
der schietgaten, waarbij men dan weder een onderscheid kan maken
tusschen open en overdekte schietgaten.
De open schietgaten, samengesteld uit grond, geven lang geen
volledige bescherming der hoofden tegen vuur. Zij oefenen echter
een gunstigen invloed uit op het moreel der bezetting en zijn daar
om van dit standpunt beschouwd reeds van nut.
Zeer afdoende is de bescherming door hoofddekkingen samen
gesteld uit zandzakken gevuld met zand of nog beter met grind.
Onze Infanterie beschikt nog niet over zandzakken, en dat is ver-
431