Mei 1914.] Gedekt of gemaskeerd. ding achter een kampoeng of heuvelrij en kan die batterij over die voorliggende hindernis het doel bevuren, dan kan zij van dat doel ook vuur verwachten zonder dat de voorliggende heuvel of kampoeng een dekking oplevert. De grootere invalshoek dan uitvaartshoek en de halve tophoek van den verspreidingskegel maken bovendien, dat batterijen op kor- teren dan den minimum afstand, waarop wij vuur kunnen brengen, nog over de z. g. dekking heen het geheele stuk kunnen bevuren, zonder dat die dekking ook maar eenigszins „dekt". Nu is het wel juist dat er ten slotte wel een afstand zal komen, waarop de vijandelijke batterijen ons niet meer met succes zullen kunnen bevuren, maar afgescheiden van het feit, dat het wel groote uitzondering zal zijn, dat wij onze opstellingen zullen kunnen kiezen om doelen achter de vijandelijke artillerie onder vuur te nemen, evenzoo kan het voorkomen, dat de stukken in een volgens kapt. C. gedekte stelling toch door de vijandelijke artillerie van af alle afstanden kunnen worden bestookt. Denken we ons daartoe slechts een stelling 50 M. achter een djatibosch of kampoeng met hoog houtgewas, waar wij alleen overheen kunnen vuren (omdat anders onze projectielen kort voor de vuurmonden zouden springen en dus werkeloos zou den zijn), zoodat tot 1500 M. of nog grooter afstand een doode hoek ontstaat, terwijl de vijandelijke artillerie op eiken afstand met Gk. S. vurende ons ernstig kan hinderen en ons vuur onzuiverder kan maken. De kapitein Cramwinckel zal nu moeten erkennen, dat ook de doode hoek niet een absolute eisch is van een gedekte stelling, hetgeen trouwens het best bleek uit zijn eigen voorbeeld van een over een betonmuur vurend kanon in dit geval behoeft er immers ook geen doode hoek te zijn. Neen. De betonmuur en de kort bij het stuk opgeworpen aard- rand zijn dekkingen voor bediening en affuitage, maar de voor liggende heuvelrug heeft een gansch ander doel. Wij streven nl. bij de bereden artillerie niet meer in de eerste plaats naar dekking tegen vuur, waar de schilden ons reeds voldoende waarborg bieden voor de bediening van het stuk, zelfs onder infanterie en Gk. vuur, maar wij eischen in de eerste plaats, dat de vijand ons niet kan zien, dat ze de opstellingsplaats van de stukken niet kan bepalen, zoodat we geen vrees behoeven te koesteren, dat moordend 434

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 39