Mei 1914.]
Het oude Voorschrift voor het Gevecht, punt 12 zegt: Aangezien
bij den aanval beweging op den voorgrond staat en de krachtigste
hinderpaal hiertegen gevormd wordt door 's vijands artillerie is
het blijvend onderdrukken van het verdedigend artillerievuur een
der hoofdpunten in de taak van de Artillerie bij den aanvaller.
Welnu, getoetst aan bovenvermelde beginselen is dit artikel nog
op het huidige oogenblik van volle kracht. En zou het bij de
verdediging anders zijn? Het is heel goed aan te nemen, dat de
verdedigende artillerie het liefst op de aanvallende infanterie schiet,
als zijnde den meest gevaarlijken vijand, maar de aanvallende
artillerie zal er wel voor zorgen, dat zulks niet gelukt en den ver
dediger zoodanig demoraliseeren, dat er van zijn vuur niet veel
terechtkomt. Ergo moet de verdedigende artillerie een deel van
hare kracht gebruiken om haar tegenstander te antwoorden, het
artilleristisch overwicht te verkrijgen en te behouden of althans
de op infanterie vurende batterijen te ontlasten. „Of zij dus den
strijd wil aannemen of niet, dat wordt haar absoluut niet gevraagd
de aanvaller neemt ze aan" en bevuurtze; beantwoordt ze dat vuur
niet, dan krijgt ze eiken keer, dat ze een schot gaat lossen, zóó
van de taart, dat er van haar heele vuur weinig of niets terecht
komt.
64 (2) Gevechtshandleiding blijft dus naar mijne meening foutief,
hetgeen in de December-aflevering 1913 werd getracht aanschou
welijk te maken door een applicatorisch voorbeeld.
Na het bovenstaande in het algemeen te hebben betoogd, zou
ik gaarne nog op eenige bijzonderheden van het artikel van den
kapitein Cramwinckel in de Maart-aflevering ingaan.
Daarin wordt de wenschelijkheid te kennen gegeven, in art. 64 (2)
het woord „hoofdzakelijk" in te lasschen. Ja, de aanvallende in
fanterie is nu eenmaal le. gevaarlijker, 2e. veelal loonender doel
dan de artillerie; dat men dus hoofdzakelijk de vijandelijke infanterie
beschiet, is niet iets, dat men toepast bij zwakke krachten, maar
altijd. Het beschieten der vijandelijke artillerie doet men slechts
om het eerste mogelijk te maken, doch is voor den verdediger
bijzaak; het is middel, geen doel. Aldus gesteld, zou men het
geheele punt beter weg kunnen laten.
En wat den artilleriestrijd betreft, het bevuren van een vijande
lijke batterij, die het onze infanterie erg lastig maakt, noemt kapitein
438