Mei 1914.] Over het gebruik der Artillerie zeker zijn er wel voorbeelden aan te halen, waarbij men achter een hoogte, achter een kampong in stelling staat en voor den vijand gedekt is. Een paar van zulke voorbeelden lijken mij niet overbodig. Een troe penmacht heeft last een défilé open te houden, en door geringe getalsterkte, door 't terrein of andere bijomstandigheden is ze ge dwongen zich tevreden te stellen een lijn van weerstand in te nemen op slechts 2 KM. er voor. De vijand rukt tegen die stelling op en plaatst een batterij op 2000 M. van die tegenpartij achter een maske van 15 M., met opdracht deployeerende troepen uit het défilé te bevuren. Ze schiet dus op 4000 M. en kan als het terrein vlak is 100 M. achter het maske staan. Ze is dan tegen vlakbaange- schut van de dekkende troepenmacht op 2000 M. afstand opgesteld veilig. Men kan wel tegenwerpen, dat de opstelling van deze laatste dan niet handig is, maar voorop werd gesteld, dat in casu geen andere opstelling mogelijk was. Mocht men dit voorbeeld verwrongen vinden en hooge uitzondering, het volgende is op het moderne ge- vechtsveld slechts de algemeene gang van zaken. Veronderstelt men, dat het N.I. leger oprukt tegen een gelanden vijand. De lste brigade voert het inleidend gevecht. De artillerie is bij voorbeeld opgesteld als in de schets aangeduid. De Alg. Bevelheb ber besluit nu met de 2e en 3e brigade 's vijands linkervleugel aan te vallen en de 4e als algemeene reserve te benutten. In verband hiermede gelast op een gegeven oogenblik de Art. Cdt. de afdeelingen B, C en D, eventueel na voorwaarts van stelling'te hebben ver wisseld, haar vuur op het hoofdaanvalspunt te concentreeren, waartoe elk een bepaald deel van de vijandelijke stelling aangeduid krijgt. Alleen afdeeling A. blijft beschikbaar ter ondersteuning van de lste Brigade, tegen mogelijke tegenaanvallen etc. Terloops moet worden opgemerkt, dat men zich de afdeelingen niet op een lijntje mag denken, want stellingen voor een afdeeling komen bijna niet voor en zijn bovendien om hun gemakkelijker bestrijding ongewenscht; de batterijen dus met eenige tusschenruimte en rijkelijk geëchelon- neerd. Stel nu een batterij van afdeeling B staat in een terreinin zinking gemaskeerd door een hoogte van 4 M., is in haar tweede stelling gekomen met opdracht een doel T te bevuren op 3500 M, waardoor zij moet vuren onder een vrij scherpen hoek met de dek king. Was deze hoek 45°, dan moest zij er 24 M. (voor veld) achter blijven. Voor artillerie in P. op 2000 M. is ze nu grootendeels on- 442

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 47