Mei 1914.] De Militair-politieke toestand van China in 1913. van de hoofdstad dan door hunne verplichtingen in 's Lands ver gaderzaal. Het eenige positieve resultaat van hun „arbeid" was, dat zij zich zeiven eene zeer ruime geldelijke toelage toekenden. Aan de andere zijde had Yüan Shih K'ai een krachtig en vereenigd China voor oogen, al begreep hij zeer goed, dat zoowel de binnen- als de buitenlandsche toestand der nieuwe republiek hem daarbij groote moeilijkheden zouden veroorzaken. Echter ging hij zonder eenige overhaasting, doch met onuitputtelijk geduld te werk en wist hij een handig gebruik van de omstandigheden te maken om zijne positie te versterken. De opwinding, welke het optreden van Rusland in Mongolië vooral onder de heetgebakerde zuidelijke elementen veroorzaakte, gaf Yüan aanleiding de troepen in Noord-China en Mantsjoerije aan merkelijk uit te breiden. Een groot gedeelte werd samengetrokken aan de Mongoolsche grens, zoodat talrijke botsingen met de Mon- goolsche benden niet uitbleven. Natuurlijk was Yüan niet van plan eene groote expeditie te beginnen, zooals de chauvinisten op hoogen toon verlangden, maar hij begon met aan hun drijven toe te geven, waardoor hij tegelijk gelegenheid kreeg om eene, uitsluitend uit Noord-Chineezen bestaande troepenmacht te verzamelen, die ingeval van binnenlandsche onlusten van groot nut zijn kon. Tegelijkertijd drong de voorloopige regeering in het belang van's Lands financiën aan op geleidelijke afdanking van de kostbare formatie in het omwen- telingsgebiedde aldaar aanwezige Generaal Li Yüan Hung, de vice- president der voorloopige regeering, tevens militair gouverneur van Hupeh, was hierbij geheel in den geest van Yüan werkzaam en verijdelde op hardhandige wijze elke poging tot verzet. Zoo begon zich het zwaartepunt der gewapende macht langzamerhand naar het noorden te verplaatsenechter was en bleef geld de hoofdzaak, niet alleen om lastige tegenstanders zoo niet tot aanhangers, dan toch tot onzijdigheid over te halen, maar ook, om door ruime en stipte betaling zeker van de trouw der Peiyang-troepen te blijven. Terwijl alzoo het parlement in het voorjaar van 1913 voortdurend twistte of werkeloos bleef wegens slechte opkomst van de leden, onderhandelde Yüan Shih K'ai's regeering over eene groote leening, waaraan zes groote mogendheden: Rusland, Japan, Amerika, Enge land, Frankrijk en Duitschland, aandeel zouden hebben. Echter trok ken zich de Amerikaansche banken terug, toen ten gevolge van het 450

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 55