Mei 1914.] De Militair-politieke toestand van China in 1913. heeft er zich geen een door persoonlijke bekwaamheid onderscheiden. Traagheid in het ontwerpen en slapheid in de uitvoering van de bevelen vertoonden zich evenzeer, somtijds nog meer, dan vroeger. Bijna nergens droegen de gevechten een hevig karakter: zoowel de bevelhebbers als de aanvoerders en de strijders lieten het bij voorkeur niet tot het uiterste komen. Als regel beschoten beide partijen elkan der op groote afstanden, zonder ernstige verliezen te veroorzaken. Daar de moderne divisiën ter plaatse gerecruteerd werden, waren zij toegankelijk voor alle stroomingen onder de bevolking, te mid den waarvan zij gelegerd waren; vooral de Zuidelijke divisiën konden nooit een machtsmiddel in de hand der centrale regeering worden, zooals de vroegere Mantsjoe-garnizoenen, die in alle op zichten van de regeering afhankelijk en te midden eener hun vreemde bevolking gelegerd waren, doch in den loop der tijden al hunne militaire bruikbaarheid verloren hadden. Het leger werd dus een speelbal van de politieke partijen; de onophoudelijke intrigues, de plun deringen en de belachelijk ruime geldelijke belooningen hebben bij officieren, onderofficieren en manschappen begeerten en behoef ten opgewekt, waardoor zij ter beschikking van den meestbiedende gekomen zijn. Opstootjes, muiterijen, enz. onder de troepen waren dan ook gedurende 1913 aan de orde van den dag. Echter moet erkend worden, dat over het algemeen de toestand bij de Noorde lijke troepen minder slecht dan bij de Zuidelijke was. Alleen door dat Yüan Shih K'ai over de meeste hulpbronnen beschikte, bleven de Peiyang-troepen hem trouw en kon hij vele hem aanvankelijk vijandig gezinde korpsen tot zijne zijde overhalen. Het schijnt dan ook, dat de reget ring in de toekomst zal terug- keeren tot het oude beproefde stelsel der Mantsjoe's, naar omstan digheden gewijzigd, waarbij de Peiy-mg-troepen, voortaan hoofd zakelijk uit Honaneezen en Schantungers zullen bestaan en de rol van de vroegere Mantsjoe-garnizoenen zullen overnemen. Al dade lijk na de onlusten is men begonnen met het afdanken van de meeste Zuidelijke formaties, terwijl het Yang tse-gebied voorloopig door Noordelijke troepen bezet blijft. Hoogstwaarschijnlijk staat met een en ander in verband de voor genomen indeeling van het grondgebied van de republiek in negen militaire afdeelingen, welke onder de onmiddellijke bevelen van het Ministerie van Oorlog te Peking zullen staan. 458

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 63