Mei 1914.] Uit de practijk. 16 van art. 142, luidende: „Het zichtbaar dragen van horlogeket tingen enz. is verboden." Zou het mogelijk zijn, dat ieder daartoe bevoegde onder dat „enz." dezelfde voorwerpen verstaat? Zou het niet mogelijk zijn, dat de een onder dat „enz." rangschikt een koord of kettingkje voor een lorgnet en een ander weer niet? 't Ding doet bij een lorgnet den zelfden dienst als de ketting bij een horloge; nl. behoeden voor vallen. Zal bijv: wel zichtbaar gedragen mogen worden een koord, waaraan het horloge bevestigd is, of een riem om de pols, waarin het hor loge bevestigd zit.? Het wil mij voorkomen dat het niet mag, daar men het noodig heeft gevonden voor te schrijven, dat het dragen van manchetten (d. w. z. witte) en een regenscherm is toegestaan. Hieruit zou ik ook willen afleiden, dat het dragen van een karwats of rijzweepje verboden is Eigenaardig is ook de redactie van punt 6 van art. 142 in ver band met punt 2 van art. 141 R. 1. D. Dat punt 2 geeft aan, dat in 't blauw zwart lederen schoeisel wordt gedragen en is het derhalve in de 2e al. van dat punt 6 overbodig nog eens te herhalen de woorden „zwart lederen schoenen." Evenzoo geeft dat punt 2 aan, wat voor schoeisel bij de witte uni formen behoort en lijkt mij het raadselachtig, waarom dit nog eens herhaald wordt in pnnt 6 van art. 142. Moeilijker wordt echter de zaak bij 2c van art. 141, want daarin staat aangegeven, dat alleen zwart lederen schoeisel mag worden gedragen en bij de veldtenue onder 3 van art. 141 is behalve dat ook nog grijsgroen zeildoeksch schoeisel toegestaan. Evenwel geeft de voorlaatste al. van punt 6 van art. 142 aan, dat behalve zwart lederen bij klein tenue in 't grijs-groen en behalve zwart lederen en grijs-groen zeildoeksch bij de veldtenue ook nog mag worden gedragen naar verkiezing bij de grijs groene uniform bruin- of grijs-groen lederen, dan wel zeil- doeksche schoenen. Wat moet nu geëischt worden Een nog ander geval doet zich voor in art. 143 R. I D. Hierin staat aangegeven, dat de kleine tenue in het grijs-groen, waarbij volgens art. 141 de kwartiermuts is voorgeschreven, mag 1) Men denke er hierbij aan, dat bij de verplichting om in 't bezit te zijn van een horloge in de A. O. 1912 No. 21 is aangegeven, dat de officieren vrijgelaten worden in de wijze van dragen en medevoeren van hun uitrusting i. c het horloge. 478

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 83