Korte Mededeelingen. [Mei 1914. tijd om in die richting eens een bescheiden proef te nemen b.v. met één of twee bataljons in een bepaalde residentie? Willicht zal dan blijken, hetgeen ik voorsta nog niet uitvoerbaar is, maar ook is het mogelijk dat bevredigende resultaten worden verkregen. Mocht dit laatste het geval zijn, dan zal de Heeren zullen het mij wel willen toegeven—het vraagstuk, hoe Java te verdedigen tegen een buitenlandschen vijand, tot oplossing zijn te brengen zonder buitenge wone verzwaring van de oorlogslasten." Uitgaande van het bekende feit, dat, naast een leger in eerste linie, naast verdere strijdkrachten in tweede linie, tevens in oorlogs tijd moet kunnen en worden beschikt over eene hoevelheid depot- troepen, welke spoedig geschikt zijn te maken om de geleden ver liezen aan te vullen, was er alle aanleiding om een onderzoeknaar het medegedeelde in te stellen immers hier zou eene belangrijke reserve aanwezig kunnen zijn daargelaten nog het groot practische nut, dat het bestaan van eene als boven omschreven militie zou afwerpen bij de bestudeering van het vraagstuk der invoering eener militie onder de inlandsche bevolking. Nu is gebleken dat de, uit een dagblad overgenomen, bewering, op onjuiste gronden berust. Het bericht omtrent het verplichte schoolbezoek en de daarop volgende inlijving is beslist onwaar. Prins Mangkoe Negara is een verklaard tegenstander van schoolbezoek en herhaaldelijk heeft de Resident van Solo den Prins moeten aansporen het schoolbezoek, zelfs voor zijn naaste familieleden, meer aan te moedigen Wat de inlijving betreft, bestaat alleen de bepaling dat ieder familielid en ieder civiel ambtenaar een zoon aan het Legioen moet afstaan; uit vrijen wil melden zich bijna uitsluitend zonen van bekels aan, daar zij dan gemakkelijker later aan een baantje komen. Oppassers enz. worden zooveel mogelijk uit gewezen militairen gerecruteerd. Vroe ger kon niemand een civiele betrekking verkrijgen voor hij in het Legioen had gediendj zulks is in 1902 veranderd. Van eene poging zelfs om eene stelselmatige omwisseling van het actief dienend gedeelte is nimmer iets gebleken. Het aantal mindere militairen met een diensttijd van 1-6 jaar bedroeg in Februari 1914 respectievelijk 86—62—72 - 80—82—60 (gemiddeld 74), van 7— 12 jaar respectievelijk 23—3432 2829—36 (gemiddeld 31), van 13—18 jaar respectievelijk 30 17—15 10—1212 (gemiddeld 16), van meer dan 18 jaar 43. Het verliespercentage na de twee 6 jarige tijdvak ken was dus respectievelijk 60° o en 50°,o Het aantal gewezen, levende militairen bedraagt totaal 2000, terwijl 897 afgerichte per sonen in de laatste 10 jaren het Legioen verlieten. Tengevolge van de nieuwe bepalingen omtrent inkomsten en pensioenen is het ver loop in den laatsten tijd aanmerkelijk geringer geworden. Het totaal over 1908-1910 bedroeg 342, over 1911—1913 264. W. 485

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 90