Omzicht Dan eenige Tijdschriiten. Mavors 1914 No. 4. Deze aflevering opent met een artikel van luitenant J. H. Westerveld, getiteld„Het gevecht der verbonden wapens, voornamelijk beschouwd uit een artilleristisch oogpunt." Aan lectuur over dit onderwerp heeft het in de laatste jaren niet ontbroken. Nieuwe gezichtspunten worden door S., die in deze aflevering de samenwerking van de infanterie en artillerie van de voorhoede behandelt, dan ook niet geopend. Aan het slot van zijne beschouwingen bespreekt S. nog in het kort de indeeling van artillerie bij de voorhoede en komt daarbij tot de conclusie: Indeeling van voorhoede-artillerie is slechts ge rechtvaardigd, wanneer een numeriek sterke artilleriemacht beschik baar is en het terrein gunstig is voor haar optreden (nooit dus in bedekt terrein). In open terrein kan de voorhoede-artillerie reeds op grooten af stand onder vuur genomen worden, zouden we willen opmerken. Het lijkt ons bovendien minder juist geredeneerd om bij zwakke artillerie geen batterij bij de voorhoede in te deelen, omdat zoo'n batterij verloren kan gaan en we die niet kunnen missen, terwijl we, over meer artillerie beschikkende, over dat bezwaar heenstappen. Wij zijn geen voorstanders van sterke voorhoeden en zouden de artillerie en ook de mitrailleurs liefst zooveel mogelijk bij de hoofd macht willen houden. De wijzigingen, die het Nederlandsche velddienstvoorschrift heeft ondergaan, hebben al dadelijk heel wat pennen in beweging ge bracht. Luitenant Voorwalt behandelt thans een voorbeeld van „Marschveiligheidsdienst volgens den gewijzigden velddienst"- S. juicht het toe, dat de veiligheidsdienst, waarvoor vroeger 74 bladzijden noodig waren, thans in 27 bladzijden wordt behandeld. Toch stelt S. de vraag of, wat thans gegeven wordt, op den duur wel voldoende zal zijn, om den soldaat behoorlijk voor zijn verplichtingen te velde voor te bereiden. Een eenigszins vreemde vraag, waarop we dan tot onze verbazing lezen: „Voorloopig be hoeft daarvoor (dat het onvoldoende is) geen vrees te bestaan, omdat het oudere deel van onze officieren en kader, steunende op hunne kennis van het oude voorschrift, aan deze algemeene grondbe ginselen alleszins voldoende zal hebben" 599

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 101