Overzicht van eenige Tijdschriften. [Juni 1914. veelal voert in eene richting, tegengesteld aan de eischen, die de hoogere bevelvoering stelt. Nagegaan wordt vervolgens welke middelen tot verbetering van den ongewenschten toestand zouden kunnen leiden. „Moet psychologie gedoceerd worden aan onze instellingen van „militair onderwijs" zoo vraagt kapitein H. C. Rouffaer. Evenals de Commissie tot reorganisatie van het militair onderwijs beantwoord S. deze vraag bevestigend. Niet eens is S. het echter met de Com missie, waar deze van oordeel is, dat opvoedkunde en psychologie niet in de leerplannen moeten worden opgenomen. Met S. zijn we van meening, dat de aanstaande officier aan de weinige uurtjes, die de mentor van een groep want dat zal volgens de Commissie de leeraar in de psychologie zijn—aan dat zoo belangrijk onderwerp zal kunnen wijden, niet veel zal hebben. Zal bovendien die mentor nu juist de man zijn, die dat zoo moeielijke vak behoorlijk beheerscht? Laten wij, zoo zegt S., de jongelui, die later menschen, zoowel lichamelijk als geestelijk moeten opvoeden, in staat stellen den mensch niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk te leeren kennen. De schrijver van „De Balkanoorlog van 1912—1913" maakt in deze aflevering een begin met zijne beschouwingen over de eerste groote ontmoeting in Thracië. Allereerst wordt daarbij het optreden van de wederzijdsche cavalerie aan een kritiek onderworpen. Een aardige kijk wordt ons gegeven op de kalme indolentie der Turken. 't Is October, om 5 uur begint de avond te vallen en rustig gaat de cavalerie, na volbrachte dagtaak naar het verzamelpunt terug. Wel zijn meerdere sterke Bulgaarsche infanterie-afdeelingen gesi gnaleerd, maar voeling wordt niet gehouden. Trouwens de Bulgaren waren ook van meening, dat de nacht er is, om te slapen. En wie meenen mocht, dat men alleen in 1870 de cavalerie achter de in fanterie hield, leze, wat omtrent de Bulgaarsche cavalerie wordt vermeld. „Le service de sureté en marche des Bulgares était ainsi organisé: „tout d'abord une ligne de tirailleurs d'infanterie trés peu dense ,,{un peloton a une compagnie) occupant un front d'environ 1000 „M, a (juelque 500 M derrière ces tirailleurs une pointe de cavalerie „de 6 a 8 hommes, puis tout un peloton." Wel zonderling, dat optreden, zoo merkt S. op. Een belangrijke vraag voor het Nederlandsche leger, vroeger reeds meermalen behandeld, is thans opnieuw aan de orde gesteld. De dagbladen hebben den strijd thans geopend. De Nieuwe Courant 601

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 103