Het Weduwen- en Weezenfonds der Europeesche officieren
VAN HET Nederlandsch-Indische Leqer [Juni 1914.
nauwgezet onderzoek in te stellen naar den financieelen toestand
van het fonds. Aan die opdracht danken wij het bekende rapport
van professor v. Geer, hetwelk in extenso is opgenomen in het
Ind. Mil. Tijdschrift van het jaar 1892.
Professor v. Geer kwam in hoofdzaak tot dezelfde conclusie als
de Commissie van opper- en hoofdofficieren. De oorzaak van den
ongunstigen toestand lag, volgens dien hoogleeraar, niet in het oor
spronkelijk reglement, maar aan de in verloop van tijd genomen
financieele maatregelen. De in het reglement van 1841 geregelde
pensioenen en contributiën waren volkomen voldoende om het
evenwicht van het fonds voort durend in stand te houden, zelfs nadat
de pensioenen waren verhoogd. De fout schuilde echter in de plaats
gehad hebbende uitkeeringen aan een ander fonds en aan de vermin
dering van de contributiën, zonder voorafgaande berekening. Ware
dit niet geschied, dan zou het kapitaal van het fonds berekend tegen
eene matige rente van 4° o op 1 Januari 1888 ruim 914 millioen meer
hebben bedragen.
Professor v. Geer achtte slechts één middel mogelijk om den be-
denkelijken toestand van het fonds in het reine te brengen, nl. op
heffing van het oude en oprichting van een nieuw fonds, waarbij
de tekorten van het bestaande fonds uit de schatkist zouden zijn
bij te passen Bij eene oordeelkundige belegging van het kapitaal zou
dan waarschijnlijk niet meer dan 4% contributie betaald behoeven
te worden.
Het Opperbestuur aanvaardde de voorstellen van prof. v. Geer niet.
Een schuld van ettelijke millioenen bij te passen, was wel wat
veel gevergd.
Het oude fonds bleef bestaan. Alleen kwam bij K. B. van 26 Oc
tober 1893 No. 27 een nieuw reglement tot stand, waarbij de te stor
ten contributie op een vast bedrag van 6% werd vastgesteld. Voorts
werd, om den achterstand van het fonds bij te werken, jaarlijks uit
's Rijks schatkist eene bijdrage van f 300.000 gegeven, een bedrag,
dat wij heden ten dage nog ieder jaar op de begrooting terugvinden.
Prof. v. Geer had het verleenen van eene jaarlijksche subsidie om
het te kort te dekken ontraden, omdat bij continuatie van het be
staande [fonds met eene jaarlijksche bijdrage, groot genoeg om het
evenwicht te herstellen en in stand te houden, vele gebreken bleven
535