Juni 1914]. Het Weduwen- en Weezenfonds der Europeesche werd die bepaling ingetrokken en eenvoudig gedecreteerd, dat alle officieren een gelijk percentage van hun maandelijksch inkomen tot instandhouding van het fonds zouden bijdragen. De ongehuwden worden daardoor, met uitzondering van het betalen der huwelijks contributie, over denzelfden kam geschoren als de gehuwden. Nu zullen velen ons misschien tegenwerpen, dat het offs. W. en W. fonds niet mag worden vergeleken met eene levensverzekering Maatschappij, waar een ieder naar believen kan toetreden, omdat genoemd fonds meer het karakter draagt van eene kameraadschap pelijke instelling. Met die redeneering kunnen wij ons niet vereeni gen, omdat van kameraadschap alleen sprake zou kunnen zijn, wan neer de instelling uit den boezem van het officierskorps was voort gekomen. Daarvan is i.e. geen sprake, want de geschiedenis toont aan, dat het fonds, zij het ook met goede bedoelingen, ons is opgedron gen- Het kameraadschappelijk karakter blijkt verder ook niet uit eenige bepaling van het reglement, en waar zou het, indien zulks het geval ware, beter op zijn plaats kunnen zijn? Wij hebben wel eens hooren beweren, dat het kameraadschappelijk karakter zou zijn te lezen uit artikel 1 van het reglement van 1893, dat aldus luidde: „Dit fonds, bijeengebracht om de weduwen en kinderen van overleden deelge- nooten een pensioen of onderstand te verzekeren, staat onder de bijzondere bescherming van het Gouvernement." Aan het woord deelgenooten werd dan de uitlegging gegeven van kameraden. Eene dergelijke etymologie gaat o.i. niet op en hoezeer wij den band van solidariteit, die ons allen vereenigt, naar waarde schatten, kunnen wij toch niet instemmen met het doen van een beroep op dien band ter verdediging van de onbillijke bepaling, dat de onge huwde officieren worden verplicht bij te dragen voor pensioenen, waarvan niet alleen hunne eigen betrekkingen nooit eenig genot zul len hebben, maar waardoor deze in zekeren zin zelfs worden bena deeld, omdat de maandelijks gestorte bijdragen anders, zoo noodig, tot hunne ondersteuning zouden kunnen worden aangewend. Eerst wanneer de gepensionneerde officier op 65 jarigen leeftijd nog celibatair is gebleven en geen minderjarige wettige of gewettig- 1) In het tegenwoordig reglement is dit artikel eenigszins anders gere digeerd. 538 OFFICIEREN VAN HET NeDERLANDSCH-InDISCHE LEGER.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 38