Nog eens de reserve voor het Indisch Leger. Juni 1914.]
wijziging zulks wenschelijk maakte. In het vervolg zal men echter
rekening moeten houden met de gevolgen, die dat sluiten en open
zetten van de werving in de toekomst zal hebben op de sterkte van
de reserve.
Aannemende dat de boven door mij besproken toestand niet veel
van den werkelijken verschilt, dan zou bij invoering van de reserve
de werving kunnen geregeld worden als aangegeven in nevenstaande
graphische voorstelling, waaruit tevens de leger- en de reservesterkte
op verschillende tijdstippen moge blijken.
Voor wat betreft de bestemming van de reserve, vinden we de
noodige gegevens in de oorlogsorganisatiën, waaruit blijkt, dat voor
het veldleger ruim 4000 reservisten benoodigd zijn, welke eerst (vol
gens mijn berekening) na 20 jaar allen door de reserve zullen kunnen
worden geleverd. Tot zoo lang zal dus in den dienst der reservisten
gedeelteijlk op andere wijze moeten worden voorzien, hetgeen geen
bezwaar zal opleveren. Zoo zijn in de oorlogsorganisatiën voor de
bediening van den keukenwagen behalve één kok, drie reservisten
uitgetrokken. Door hiervoor koelies te nemen of dwangarbeiders
worden alleen bij de brigades reeds een kleine 500 reservisten uit
gespaard. Mocht dit in de eerste jaren niet voldoende blijken, dan
kunnen ook nog andere diensten, bijv. dragersdiensten, waarvoor in
de oorlogsorganisatiën ook reservisten zijn uitgetrokken, door dwang
arbeiders worden verricht.
X.
556