üit de prariijk.
De gymnastiek in ons leger, (naar aanleiding Dan het artikel nan
den 5eer Walrauen in de flprii-aflenering'14. 3. fH. T. blz. 366)
Na lezing van bovengenoemd artikel speet het mij mijne oorspronkelijke
gedachte niet gevolgd te zijn, nl. om direct met een volkomen uit
gewerkt voorstel te komen, inplaats van, zooals in de Maart-aflevering
I. M. T. blz. 251, eerst een aanloopje te nemen, om dan later alles
meer uit te werken. Door deze onvolledigheid zijn dan ook op enkele
punten verkeerde denkbeelden ontstaan.
Vooraf wil ik opmerken, dat ik niet fanatieke propaganda wil
maken voor de alleen zaligmakende Zweedsche gymnastiek en de
Duitsche, met alles wat daarmee annex is, als „uit den Booze" ver
oordeel. Daartoe acht ik mij niet bevoegd. Mijn artikel werd mij
in de pen gegeven, door wat ik in de practijk opmerkte. Mijn
meening was (en is) dat de Zweedsche gymnastiek „in de toestanden
zooals ze zijnverbetering kon (kan) brengen.
Neem b. v. iemand, physiek niet sterk, met geen aanleg voor
gymnastiek, en probeer hem oefeningen aan den rekstok of aan de
brug te Ieeren. Tien tegen één, dat hij niet veel resultaat zal hebben.
Men zal daar misschien tegen inwerpen, dat overal waar iets geleerd
wil zijn, ook aanleg gepaard aan toewijding moet zijn. Mijn overtui
ging is echter, dat in bovenstaand geval met vrije oefeningen volgens
de Zweedsche methode meer te bereiken zou zijn. (Gezien ook de
vele dames, die geregeld Zw. kamergymnastiek doen, doch het aan
rekstok of brug niet ver zouden brengen).
Wanneer echter de opleiding in de gymnastiek verbeterd werd
in de richting gewild door den Heer Walraven, o. a. door:
A. opleiding van meer kader tot instructeurs, die de oefenstof
beheerschen en begrijpen;
B. meer tijd te besteden aan lichamelijke ontwikkeling dan thans
daarvoor uitgetrokken wordt;
dan zou ik de eerste zijn om dit toe te juichen, en de gedachten aan
de Zw. gymnastiek te laten varen. Waar we op resultaten kunnen
564