Uit de practijk.
fjuni 1914.
in bedoeld geval in den ophelderingsdienst voorziet, dan is dit
niet juist. De voorhoedecommandant zou hier dan bevelen geven,
die alléén kunnen gegeven worden door den Alg. Bev. Deze is toch
degene, die de inlichtingen van de met den ophelderingsdienst be
laste afdeelingen ontvangt, om in verband daarmee zijn maatregelen
te nemenen die dus ook alléén in staat is, aan die afdeelingen haar
(duidelijk gestipuleerde) opdracht te geven (punt 40); dit staat dui
delijk in punt 55 (1).
Voor het geval, dat in het geheel geen Cavalerie vóór de colon
ne (s) den ophelderingsdienst verricht (64(2)), en ook zelfs geen kleine
cavalerie-patrouille hiervoor beschikbaar is (53(2)), kan de Alg. Bev. een
infanterie-afdeeling voor deze taak aanwijzen [35(3)], welke afdeeling
dus niet gegeven wordt door den voorhoede-commandant. „Daar de
infanterie zich in het terrein slechts langzaam beweegt, zal haar voor
het verrichten van den ophelderingsdienst een ruime voorsprong moe
ten worden gegeven". (57). Deze infanterie gaat dus óf met versnel
de middelen van vervoer vooruit, óf marcheert geruimen tijd van te
voren af.
Punt 70 (2). Flankdekkingen. „De daartoe bestemde troepen mar-
cheeren met de voorhoede af". Dit staat imperatief voorgeschreven.
Zouden deze troepen niet te laat komen, of althans wat weinig tijd
hebben „om stelling te nemen", waartoe toch altijd eenige voorbe
reidende maatregelen noodig zijn?
Misschien ware het beter, deze troepen „een ruimen voorsprong
te verschaffen", hetgeen wordt aanbevolen in het vrijwel analoge
geval van punt 69 (2).
Punt 72. Het lezen van punt 72 kan aanleiding geven tot het m.i.
onjuiste begrip, dat de flankdekking het gevecht van de hoofdmacht
zal inleiden, of althans de hoofdmacht in het gevecht zal betrekken.
Waarschijnlijk wordt daarom ook gesproken van een vertraging van
den marsch der hoofdmacht.
Ook, omdat aan „Flankdekkingen" een afzonderlijk hoofdstukje
gewijd is, zou men tot de verkeerde gevolgtrekking kunnen komen,
dat de fl.d. als regel het gevecht der hoofdmacht inleidt. En toch
behoort dit tot de groote uitzonderingsgevallen. De flankdekking
wordt juist uitgezonden, om den marsch der hoofdmacht niet te ver
tragen, om deze integendeel de gelegenheid te geven, haar doel (dat
575