I Korte Mededeelingen. juni 1914.] werd bekend, dat de begrootingscommissie van het huis den 9den Maart een amendement op de ontwerp-marinebegrooting aangenomen had, strekkende om deze met 70 millioen, d. w. z. met40 millioen meer dan de kamer van afgevaardigden, te verminderen. Den 13den Maart d a v werd dit amendement met 240 tegen 44 stemmen door het huis aangenomen. Als toelichting diende het volgende: 1. De regeering hecht te veel waarde aan versterking der zeemacht, zonder te zorgen, dat de landmacht in gelijke verhouding versterkt wordt. 2. Het marineschandaal heeft zoowel binnen als buiten 's lands groot wantrouwen veroorzaakt en het aanzien der zeemacht zeer geschaad. Bij de openbare behandeling bleek duidelijk, dat dit amendement niets anders dan eene vermomde motie van wantrouwen in de regeering was; het heerenhuis wenschte volstrekt geen principiëele vermindering der toerustingen ter zee. Echter was de gewone naijver tusschen Choshu en Satsuma weer de hoofdzaak: de klacht, dat de regeering de landmacht bij de zeemacht achterstelde was daarvan een duidelijk teeken. De vermindering met 70 millioen, toe te passen op het 160 mil lioen programma zou als volgt verdeeld worden: Begrootingsjaar. In uitgave gesteld op de ontwerp- begrooting. Verminderd door het heerenhuis met: 1914—15 10 000 000 500 000 1915-16 10 000 000 1 700 000 1916-17 30 000 000 4 600 000 1917-18 34 000 000 6 900 000 1918-19 40 000 000 26 300 000 1919-20 30 000 000 30 000 000 Alzoo werden de uitgaven voor verdere vernieuwing en uitbrei ding van het materieel der zeemacht door het heerenhuis geschrapt, doch evenmin als in de kamer van afgevaardigden was deze zeer belangrijke vermindering het gevolg van een oprechten wensch om 579

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 81