Juni 1914.] Korte Mededeelinoen. de toerustingen ter zee te matigenniets anders dan partijzucht heeft hierbij voorgezeten en zeer zeker komt de vlootuitbreiding mettertijd toch tot stand. Ondertusschen had het besluit van het heerenhu's om de door de regeering ontworpen marinebegrooting op de bovenbeschreven wijze met 70 millioen te verminderen, een conflict tusschen beide onderdeelen van den rijksdag veroorzaakt, daar de kamer van af gevaardigden eene vermindering van niet meer dan 30 millioen ver langde. Ingevolge de grondwet wezen toen heerenhuis en kamer elk tien leden aan, die een voorstel zouden opmaken om tot over eenstemming tusschen beide colleges te komen, Den 19den Maart kwam deze gemengde commissie bijeen; doordat de voorzitter der commissie, een lid van het heerenhuis, zich buiten stemming hield, nam de commissie met 10 tegen 9 stemmen het voorstel aan om de begrooting te laten in den vorm, waarin zij de kamer verlaten had. Uit den aard der zaak was het lot van dit voorstel in het heerenhuis niet twijfelachtig. Den 23sten Maart kwam het zoowel in de kamer als in het heerenhuis in openbare behandeling, maar nog voordat men tot stemming kon overgaan, verscheen een Keizerlijk besluit, waarbij de rijksdag voor 3 dagen verdaagd werd. Daar de zitting volgens de grondwet den 25sten Maart eindigt, ging hij uiteen, zonder dat de staatsbegrooting voor het jaar 1914-15 vastgesteld was. Den 24sten Maart diende het kabinet zijn ontslag in. Volgens de grondwet is, wegens het niet vaststellen van de staats begrooting voor het komende jaar, die van het vorige jaar van kracht. Ook het ministerie van oorlog zal het dus voorloopig met de begroo ting van 191314 moeten doen hetgeen tengevolge heeft, dat de oprichting van de compagnie radiotelegrafisten uitgesteld moet wor den en dat geen meerdere fondsen voor luchtvaart en motortractie beschikbaar komen. De marine lijdt echter het meeste onder den begrootingsstrijd. Het ministerie van marine was zoo zeker van de aanneming van zijne begrooting, dat de kiel van een nieuw slagschip reeds in No vember 1913 op de rijkswerf te Yokosuka gelegd was, terwijl met de Kawasaki-werf te Kobe en de Mitsu-Bishi-werf te Nagasaki voor- loopige contracten tot aanbouw van twee dergelijke schepen gesloten waren. Voorloopig kan van een ander niets komen, hetgeen voor de twee particuliere werven onaangename gevolgen heeft, daar zij groote hoeveelheden materieel besteld hadden, terwijl de fabriek te Muroran evenzoo op de bestelling van geschut gerekend had. Verder zal de rijkswerf te Yokosuka in het begin van Mei a s. een duizendtal werklieden wegens gebrek aan werk moeten ontslaan. Zooals de toestand nu is, kunnen alleen de „Fuso", de „Haruna". de „Hiyei" en de „Kirishima", benevens de 2 in Engeland bestelde torpedo- bootjagers en de 2 in Frankrijk bestelde onderzeebooten afgebouwd worden. In 1916 hoopt men al dit materieel in dienst te hebben. 580

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 82