Juni 1914 Korte Mededeelinqen. Ingevolge tarief 4. Hoofdstk. C punt 22. c. mag Z op de insche- pingsplaats 10 dagen verblijven met behoud van daggelden. Hij zal daarom zijn request op zoodanig tijdstip indienen, dat nem, de vergunning om met verlof te gaan, zoowat tegen 4, 5, of 6 April officieel ter kennis zal worden gebracht, zoodat hij ingevolge de Regelen voor in Indië alleen reizende militairen, uiterlijk 8 dagen daarna de reis naar de inschepingsplaats moet aanvaarden. Hij krijgt dan, na den \0den April op de inschepingsplaats aan komende, over April zijn activiteitstraktement en omdat hij zich op it 9^ 'nscheept ook activitcitstraktement over Mei (zie tarief 1 a Hoofdstk. B punt 19ö), terwijl zijn verlof rekent in te gaan op 1 Juni d.a.v. (zie A.O. 1904 151 art: 6). Maar nu eischen de scheepvaartmaatschappijen bij de bespreking van de passage 5% van het particuliere passagetarief als borgsom terwijl zij het weigeren van verlof (dus om welke reden dan ook) met als force majeure erkennen. Inter dan één maand vóór den vertrekdatum van het schip zijn passage op, dan kan Z, behalve de 5 hierboven bedoeld, ook nog het geheele passagebedrag aan de betrokken stoomvaartmaatschappij uitbetalen, tenzij zich het geval mocht voordoen, dat de door hem besproken plaatsen door andere reizigers worden overgenomen. Juist in die laatste wijziging van de betrokken A. O. staat aan gegeven, dat in het request alleen mag vermeld worden of verlof gevraagd wordt wegens langdurigen dienst, dan wel wegens ziekte c. q. onder opgave van den datum van ingang van het verlof. Niets meer, al is het ook voor den betrokkene van het grootste belang. Z. nu, die er liever niet in wil vliegen (de borgsom te verliezen en de passage te betalen) wil een request indienen, waarin hij o a wil opnemen: „dat hij passage besproken heeft op een schip, waarop hij zich den 5den Mei 1914 zal dienen in te schepen". „Reden waarom requestrant enz. hem één jaar verlof naar Europa te verieenen, wegens langdurigen dienst, met de bepaling, dat hij zich op- of na den 15den April 1914, naar de inschepingsplaats zal dienen te begeven". Dit toch, is m. i. meer in overeenstemming met de voor verlof bestaande bepalingen. Ik voor mij vind het logisch, dat zoo iets in een request mag worden opgenomen, maar ik kom daar niet verder mee, wanneer door de betrokken autoriteiten geweigerd wordt zulk een request in behandeling te nemen. Z toch kan niet vragen zijn verlof in te doen gaan op 1 Juni 1914 (zijn verlof zou op 1 Juni ingaan, volgens de bestaande bepalingen, wanneer hij het er op waagde en dus ongeveer 588

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 90