Juni 1914]. Overzicht van eenige Tijdschriften.
De luitenant-kwartiermeester Koole geeft een kort overzicht van
de op 1 April 1913 in Nederland ingevoerde jaarwedderegeling voor
onderofficieren. De vroegere regeling van de soldij, levensmiddelen,
toelagen voor kleeding en uitrusting zijn daardoor vervallen.
De uitbetaling heeft plaats aan het eind van elke maand.
De jaarwedde van een sergeant, sergeant-majoor administrateur,
sergeant-majoor instructeur en een adjudant-O.O. bedraagt bij aan
stelling resp: 450, 750, 700 en 1000. Na een bepaald
aantal dienstjaren worden deze bedragen ten hoogste resp: 700,
1000, 950 en 1250.
Voorts bevat deze aflevering nog een aantal artikelen, die voor
ons van minder belang zijn en waarbij we volstaan met de vermel
ding. Het zijn:
„De verlofsofficier in Oostenrijk-Hongarije" door luitenant Lokhorst;
„Vervoer van militaire paarden" door J. H. Riddering;
„De inwendige verantwoordelijkheid van den compagnies-comman
dant" door den luit. kwm Jhr. de Roy van Zuydewijn;
„Een Konvooi" door kap. J. N. Bruyn.
De Militaire Spectator 1914 No. 4.
Allereerst valt melding te maken van een zeer belangrijk artikel
van de bekwame hand van den Gen.-majoor W. F. Pop, welk
artikel tot titel draagt: „De voorbereiding van de hoogere bevel
voering in Frankrijk". De beschouwingen over dit onderwerp zijn
ontleend aan een onlangs verschenen Fransche brochure „Les études
militaires en France et la préparation du haut commandement, par
le Lieutenant-Colonel Ragueneau". Al is, zooals S. opmerkt, het boek
geschreven voor Fransche verhoudingen en toestanden, die niet
zonder meer, met de onze vergeleken kunnen worden, toch bevat
het werk heel veel, waarvan ook wij met belangstelling zullen
kennisnemen.
Na er op gewezen te hebben, dat de leiding van de moderne legers
met hunne tallooze nieuwe technische hulpmiddelen zoo buiten
gewoon is verzwaard en dat, zullen alle krachten naar een vast
plan, in één richting worden ingezet, eenheid van inzicht, d. w. dus
zeggen eenheid van leer (der oorlogvoering) beslist noodzakelijk is,
wordt nagegaan, of de werkkring van hen, die in oorlogstijd tot de
hoogere bevelvoering zullen geroepen zijn, in vredestijd zoodanig is,
dat die eenheid van leer mag worden verwacht. In verband daar
mede wordt nagegaan hoe de verdere militaire loopbaan is van
hen, die aan de Hoogere Krijgsschool de geschiktheid voor den
Generalen Staf verwierven om daarbij tot de conclusie te komen,
dat hunne taak bij de staven der verschillende legerafdeelingen hen
600