Tactisch gebruik van Mitrailleurs.
[Juli 1914.
uitwijding hierover behoort meer tot de bespreking van 't Mitr. vuur
uit een schiettechnisch oogpunt en is hier dus niet op hare plaats.
De ondervinding heeft geleerd, dat eerst eenige vuurlagen noodig zijn
voordat de Mitr. zich heeft vastgezet in den grond en juist schiet
[Zie hieromtrent ook 't artikel: Jap Ansichten Verwendung AAach.-
gewehre in Streffleurs 1911 No. 7; verder zegt A. Fleck in zijn
werk: Die neuesten Machinegewehre, Fortschritte und Streitfragen
1910: „Onjuiste vizieren (én bij schatting èn bij meting der afstanden
blijven onjuistheden voorkomen) en onvoldoende waarneming kunnen
onder zekere omstandigheden de uitwerking van Mitrs. geheel
opheffen", terwijl in Streffleurs 1912 No. 7 bij de behandeling van het
Duitsche Mitr. Schietvoorschrift onder 't hoofd Vuurleiding evenzoo
gewezen wordt (komt volgens dat artikel ook in Oostenrijk-Hongarije
voor) op onregelmatige horizontale en verticale afwijkingen van
den bundel, vóórdat de Mitrs. zich in den grond heeft vastgezet.)
Zonder voor pessimist te worden uitgemaakt, geloof ik daarom, dat
de uitwerking van Mitrs. bij de vochoedewaar alles eenigszins vlug
moet gaan te breed uitgemeten wordt. Men kan wel vuren en
wellicht moreele uitwerking op den vijand hebben, maar de vijand
is gewaarschuwd, dat hij tegenover Mitr8 staat. Het moment van
vuuroverval, althans van één met uitwerking, is voorbij; de weder-
zijdsche troepen zetten zich vast in 't terrein en beperken zich tot de
beveiliging der ontwikkeling hunner hoofdmacht en dan speurt
de Mitr8. vergeefs in de leegte van het gevechtsveld naar prooi en
gelegenheid. Van Japansche zijde wordt dan ook 't gebruik van
Mitrs. in deze periode van den strijd veroordeeld De gelegenheid
voor Mitr8. tot 't verkrijgen van uitwerking, biedt zich meer aan
onmiddellijk vóór en na de beslissing, bij aanrukkende reserves (zie
punt 61 (1) Regl. Exerc. Mitr. Ile deel), retours offensief (punt c
punt 55 R. E. M. II), verder in momenten, waarin vijandelijke
aideelingen door begrensde of onmogelijke gelegenheid tot ontwik
keling aan engbegrensde ruimten gebonden zijn (défilés).
Het is natuurlijk verkee d om te zeggen, dat er weinig motieven
zijn aan te voeren voor indeeling van Mitr8. bij de voorhoede. Ik
vraag me echter af of—gelet op onze bescheiden organisatiën van
Mitrs. in ons V. V. punt 66 (2j in de woorden„zeer waarschijnlijk"
en „kunnen" al geen vingerwijzing ligt om niet te spoedig over te
gaan tot bovenbedoelde indeeling, ook al in verband met R. E. M.
629