gevechtsplan ligt al genoeg voor den artillerie-commandant om te
weten, wat hij moet doen.
Wat alzoo voor de Infanterie bepleit is, geldt ook voor den Art.
Cdt. n. 1. eene grootere vrijheid van handelen. Mocht het
eens tot een slag komen, dan zijn aaneengesloten art. stellingen
toch uit den booze en zal ook hier de meerdere vrijheid en zelf
standigheid, waaraan onze Artie dan gewend is, ten goede komen.
Dat wil niet zeggen, dat hier de tactiek van: „ga je gang maar"
wordt aanbevolen, maar eene heldere uiteenzetting van het te bereiken
doel en wat de A. B. als ieders aandeel zich daarvoor gedacht heeft.
Voor de cavalerie bepleit ik wat meerdere beperking. Er wordt
te weinig overwogen, dat de cavalerie twee diensten heeft te ver
richten en wel de opheldering en de beveiliging.
Wat we vooruit zenden voor de opheldering, zoekt contact met
den vijand en richt zich verder naar dien.
Wat voor de beveiliging dient, richt zich naar de eigen troepen.
Dat zijn dus twee geheel afgescheiden begrippen. Wat opheldert,
is min of meer los, behoeft niet te denken om wat er achter gebeurt;
maar wat beveiligen moet, zit vast aan den te beveiligen troep.
En nu wordt er juist in onze terreinen, die ook voor ons verrassin
gen zullen opleveren, wel wat veel gedaan aan „cavalerie zelf
standig vooruit", en wat weinig gedacht aan de allernoodzakelijkste
beveiliging.
Men verwarre hier de legercavalerie niet met de brigadecavalerie.
Ik heb op het oog, de cavalerie ingedeeld bij brigades of detache
menten weinig in aantal, maar waarvan veel geëischt wordt, en die
in alles moet voorzien. Wat aan aantal ontbreekt, moet dus door
slimheid vergoed worden en ook hier is het terrein weer een bond
genoot, die ongemerkt waarnemen en een snel verdwijnen waarborgt.
Men schrome dus niet van zelfstandige patrouilles gebruik te
maken ais er bepaalde punten zijn, waaromtrent licht wordt gevraagd,
en evenmin het strikt noodige voor de beveiliging van het detache
ment af te zonderen. Al blijve er dan peloton over voor de
opheldering, dan roeien we met de riemen, die we hebben en be
perken de opdracht in die mate, dat die is uit te voeren.
Is een ras verschijnen door het terrein hier mogelijk zoowel
voor de Infanterie als voor de Cavalerie, een snel verdwijnen in
het terrein zal ook geëischt worden, waarbij niet altijd een rav ijn
655
DE INVLOED VAN HET TERREIN OP DE IND. OORLOGVOERING. [Juli 1914.