De invloed van het terrein op de Ind. OORLOGVOERING. [Juli 1914.
in den troep zit het nog niet, en al stelt deze vorm hooge eischen
aan de leiding, aan de tactische bedrevenheid en aan de discipline,
wij zullen daarin en in de partiëele offensief-stooten in de eerste
plaats eene groote vertrouwdheid moeten krijgen.
Onze Inlandsche oorlogvoering is ten onrechte te veel aangezien
als eene tweede rangs-oorlogvoering.
Toch leert zij ons, welk een krachtigen bondgenoot ons Indisch
terrein is voor hem, die er gebruik van weet te maken.
Èn de Java-oorlog, èn de Padri-oorlog, èn de Atjeh >orlog. om eenige
groote te nemen, ze leeren ons, dat zoolang daar nog sporen waren
van organisatie, we zware momenten hebben moeten doormaken.
Is het niet leerrijk te hooren hoe Tjoet Nja Din, de weduwe van
Toekoe Oemar, na diens sneuvelen het verzet organiseerdehoe ze
geregeld hare Panglima's van orders voorzag: morgen jij dat en
overmorgen hij zoo. Dat ze onverbiddelijk iederen Panglima, die
durfde tegen te spreken, neerschoot, is ten slotte haar ondergang
geweest, want ze maakte op die manier den voorraad zelf op.
Langzamerhand zal onder de tegenwoordige constellatie ons
speurvermogen, ons aanpassen aan het terrein verminderen.
Reeds nu zijn herhaaldelijk gidsen noodig, waar we vroeger
zelf onzen weg wisten te vinden.
Voor een goed deel komt dit voor rekening van het geleidelijk
terugtrekken van onze troepen uit de buitenbezittingen. Het terrein-
werk daar, heeft de gewapende politie overgenomen en daarmede
is eene prachtoefenschool voor ons gesloten.
Met den besten wil ter wereld is geen levensgevaar te markeeren
en alleen het bewustzijn daarvan doet de uiterste krachten inspannen.
Maar voor een ander groot deel draagt daaraan schuld het denk
beeld, dat er een andere B. V. tactiek moet gevolgd wor
den dan zich eigent voor het land, dat we daarbij te werk moeten
gaan naar Fransche, Duitsche of Japansche beginselen. In de
artilleristische wereld is er een tijd geweest, dat men zich voor
of tegen den Gen. Percin had te verklaren; die daar niet over kan
medepraten, weet er heel eenvoudig niets van. En als dan blijkt,
dat de Gen. Percin wil, wat een gewoon logisch denkend wezen
in het moderne licht ook wil, dan is het toch van Gen. Percin.
Dat onzalig gescherm met al die vreemde menschen hebben we
wel wat overgenomen van Holland, waar de Cavalerie sterk was
657