Juli 1914], De invloed van het terrein op de Ind. oorlogvoering. Alles samenvattende, inogen we dus vaststellen, dat ons terrein oplossend werkt en bijzonder gunstig is voor het gebruik van kleine eenheden in onderling verband, 2e. dat het een aanvallend en verrassend optreden begunstigt, 3e. dat vuurgevechten op groote afstanden hooge uitzondering, die op kleine regel zullen zijn, 4e. dat daardoor in den regel onze gevechten een korter verloop zullen hebben, 5e. dat snel besluiten en snel handelen een gebiedende eisch zijn boven het wachten op veel inlichtingen of berichten, 6e. dat alle onderaanvoerders een juist begrip moeten hebben van zelfstandig handelen en innig samenwerken, 7e. dat het zwaarlepunt van onze oefeningen moet liggen in ver rassende ontmoetingen in den ruimsten zin, met tegenaanvallen en 8e dat grootere eenheden moeten bedreven zijn, om van uit centra's van arbeid, langs meerdere wegen of richtingen conver- geerend op gevechtsdoelen te werken. In de oneindige verscheidenheid van onze terreinen is toch geen enkel schema houdbaar. We verdedigen ons, als het niet anders kan; als we een geschikt punt vinden om eenigen tijd te winnen en dan nog met het voorop gezette voornemen om ten spoedigste op een ander punt een slag te slaan. De stelselmatige aanval moge als exercitie een enkele maal zijn toe te laten, beter is het steeds een tegenpartij te nemen, die genoeg innerlijke kracht heeft om ook iets te ondernemen en die niet afwacht tot hij is ingewikkeld of op het laatste oogenblik terug moet. Wij zullen in onze terreinen steeds een bondgenoot vinden, waar we de kracht en de beslissing zoeken in verrassend aanvallend optre den in breed front en die gedachte moet ons oefeningsstelsel als een onwrikbare wet, die voor beide partijen geldt, doordringen. Onze Inlandsche vijand heeft het op zich durven nemen, herhaalde malen zich tegen ons, zijn B. V., te verzetten. Hoe heeft hij, de intuïtieve natuurmensch, ons afgewacht? Hoe heeft hij het terrein benut? En hoe zou hij het gedaan hebben, als hij wist of geweten had, wat wij wisten, als hij zich had kunnen aanschaffen wat wij ons aanschaften? Als we dat goed overdenken, dan komen we tot eene oor- 660

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 48