Juli 1914.]
Uit de practijk.
helderingspatre. naar Pamagasari (25 K. M.) van 7—11H v. m„ dien
zelfden avond nog terugmarsch.
Alles door zwaar terrein, zware modderige wegen en grootendeels
bij diepe duisternis.
Als resultaat van de verkenning bleek, dat tusschen de brug bij
Tjampea t/m den overgang bij Tjioeni de noodige gegevens ver
kregen werden omtrent:
twee bruggen;
tien overvaarten;
zeven waadbare plaatsen;
op 4 plaatsen werd de Tji Sadane overgestoken, de paarden
afgezadeld, een voor een, zwemmende achter het vlot;
op 4 plaatsen werden de paarden op het vlot overgevoerd;
op 6 plaatsen werd de rivier doorwaad.
De patrouilles ontvingen voor den volgenden dag de opdracht:
„Rijdt den 24sten in den morgen eene ophelderingspatrouille naar
Pamagasari; na verkenning dier plaats (was aan de W. uitgangen
afgesloten) aansluiten bij het Eskadron aldaar."
Den volgenden dag (24 April) kwamen successievelijk de patrouilles
binnen. Om 12 uur 's middags was het eskadron weer vereenigd.
De patrouilles hadden toen reeds afgelegd 15— 25 K. M.
Het plan bestond denzelfden dag bij het invallen van de duis
ternis af te marcheeren naar het garnizoen. Het eskadron zou dus
na de prestaties van de vorige dagen en denzelfden morgen hierbij
nog 35 K. M. afleggen.
In het voorgenomen plan kwam echter eenige verandering. Om
5.30 n.m. brak een geweldig onweder los gepaard met een hevigen
slagregen, die tot 8.30 aanhield en toen overging in een aanhouden
den zachten regen.
In het bivak zelf hoorde men niets, de paarden stonden doodstil
in den stortregen; het was pikdonker, het verlichten van het bivak
was ondoenlijk.
Toen de regen maar niet wilde ophouden, gaf de esk. cmdt. ein
delijk last om op te zadelen. De paarden waren kletsnat en stonden
tot over de kogels in de modder. Slechts eenige kleine petroleumlampjes
konden, nu de regen wat verminderd was, het bivak verlichten. Met
eene dergelijke duisternis goed opzadelen, vooral van de pakpaarden,
is lang niet gemakkelijk.
684