Uit de practijk.
[Juli 1914.
3. Voorpostendienst wordt veelal te kort gehouden, een dergelijke
dienst korter dan zes uur ter plaatse heeft weinig nut. Een goed
gehouden voorpostendienst moet van 4 uur n.m. tot 8 uur v.m. duren,
dit toch is de tijd, dat marcheerende troepen in rust zijn. De zoo
noodzakelijk te beoefenen overgangen van dag- in nachtdienst en
omgekeerd kunnen dan tevens uitgevoerd worden. Ten einde de
afdeelingen, die als tegenpartij dienstdoen, niet onnoodig te ver
moeien en wakker te houden, kunnen deze diensten in de dichtste nabij
heid der garnizoenen gehouden worden. Ook de opvoer van vivres
of van gekookt eten wordt hierdoor eenvoudig en weinig kostbaar.
Bij een veldwacht is de oudste onderofficier belast met den ge-
regelden gang van zaken, hij houdt een behoorlijken staat aan van de
uren waarop patrouilles uitgaan, van de plaatsen waarheen zij gaan en
van de door hen ingebrachte rapporten. De veldwachtcommandant
heeft het oppertoezicht en schenkt zijn aandacht aan het taktische
deel, keuze der stelling, rapporten, ondervraging, ophelderen, enz.
Bij het in stelling komen (aanwijzing „In stelling"), wat reeds vóór
de wacht gaat rusten beoefend moet worden, opdat iedereen zijn
plaats wete, zullen de in punt 135(2) verscholen korporaal van af
lossing en de oudste onderofficier ais brigadecommandant kunnen
optreden. Steeds aan de wacht of onmiddellijk daarbij, kan de
eerstgenoemde daarvoor de posten en de laatstgenoemde de patrouilles
aan de wacht aanwezig tot een brigade verzamelen.
Een vaste regeling bij het „In 't geweer" komen verdient aanbe
veling; zie schetsen:
689