Uit de practijk. [Juli 1914. met een clubje van een tiental officieren toevallig zamen kwamen in een donker wegje van het bivak. Ik behoef U niet te zeggen, dat de manoeuvre van den afgeloopen dag ter sprake kwam, dat hoorde er natuurlijk zoo bij; verder hadden enkelen elkaar in lang niet gezien, de manoeuvre stemming, het zijn in de vrije lucht deed de rest en zelden werd vroolijker, aardiger gesprek gevoerd. Maar de beentjes werden moe van dat staan en de kelen droog van dat praten! Hoe zouden wij het toen geapprecieerd hebben als er een offi- cierscantine was geweest, waar we genoeglijk ons gesprek hadden kunnen voortzetten, dat nu afgebroken moest worden om elk naar zijn eigen kamponghuisje te gaan, om er op een veldbed of buiten op een klapstoel of gehuurde kampong dito de rest van den avond te passeeren. Zou het niet mogelijk zijn, om bij meerdaagsche brigade-manoeu vres, wanneer er voor den troep een hulp-cantine meegaat, een huis, dat daarvoor ruimte aanbiedt, te bestemmen tot officiers- cantine; waar cantine-dranken tegen eenigszins verhoogde prijzen beschikbaar worden gesteld? Wij zijn overtuigd, dat dit door de officieren zeer op prijs zou worden gesteld. S. 693

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 81