Juli 1914.]
Overzicht van eeniqe Tijdschriften.
het derde deel der Beknopte Handleiding tot de kennis der artillerie
(Bewerkt door H. J. A. Feber 1909), waar op blz. 104—118 een
fraaie studie over dit onderwerp voorkomt.
Uit een opgave van de soort projectiel, welke in 31 verschillende
rijken wordt gebezigd, blijkt ons, dat 24 van die landen reeds het
puntprojectiel bezigen.
Voor de overige artikelen van deze aflevering volstaan we met
de vermelding. Ze zijn:
„Regeling van de voeding van den soldaat in tijd van vrede",
„door luit. kwm. de Roy van Zuydewijn;
„Een konvooi", door kap. J. N. Bruyn;
„Militairen reizend met militaire plaatsbewijzen", door den res.
„luit. Ente;
„Oefening op de kaart", door res. luit. kol. van den Belt en
„Vervoer van militaire paarden", door J. H. Riddering.
De Militaire Spectator. 1914 No. 5.
Thans geeft ons de schrijver van „de Balkanoorlog van 1912
1913" een schets van het eerste groote samentreffen tusschen Turken
en Bulgaren. S. had er ons reeds op voorbereid, dat de overwin
ningen van de Bulgaren nu niet als zoo iets buitengewoons moesten
worden aangemerkt en dat Grieken en Serven op andere gedeelten
van het oorlogstooneel vaak heel wat moeilijker taak hebben moeten
verrichten. En wat we thans in de meer gedetailleerde beschouwingen
over den strijd in Thracië lezen, geeft ons daarvan de bewijzen.
S. ontleent zijn gegevens aan het werk van Mahmoed Moektar
Pasja, den bevelhebber van het Ille Turksche leger, (rechtervleugel)
wiens beschouwingen geheel worden gedekt door die van een on
verdacht ooggetuige n. 1. de Duitsche Majoor Hochwachter. Laatst
genoemde bevond zich bij den Staf van Mahmoed Moektar. Na zijne
beschrijving van den slag bij Kirkilisse roept Majoor Hochwachter
uit: „Ziedaar nu een leger zonder noemenswaardigen strijd, zonder
„verliezen van beteekenis en terwijl zelfs een deel daarvan succes
„behaalde, als weggevaagd en in enkele uren ganschelijk opgelost."
En toch waren de Bulgaren niet in staat om de vruchten van een
zoo gemakkelijke overwinning te plukken. De vervolging, die goed
geleid, het Turksche leger totaal had vermogen te vernietigen, bleef
achterwege.
We vestigden reeds de aandacht op het artikel van den luit. der
infanterie Seyffardt, handelende over de cavalerie-brigade. De
conclusie, waartoe S. komt, is, dat bij de tegenwoordige sterkte aan
706