Overzicht van eenige Tijdschriften.
[Juli 1914.
cavalerie het formeeren van een cavalerie-brigade facultatief moet
blijven. Maar dit is niet de eenige conclusie, want daaraan wordt
nog toegevoegd: „en wordt ze (de cavalerie-brigade) geformeerd, dan
tactisch en geen strategisch gebruik". Een geheel ander gebruik
dan v. D., wiens artikel we reeds den vorigen keer vermeldden,
wenscht. Deze wil de cavalerie-brigade, al is ze dan ook zwak,
als strategisch waarnemingsorgaan gebruiken.
Luitenant Seyffardt motiveert zijn meening ten slotte door een
vergelijking.
Is het waar, zoo vraagt hij, dat een leger zonder ophelderings-
cavalerie gelijk is aan een veldheer zonder oogen?
Neen, is zijn antwoord, want ophelderings-cavalerie is de pris
makijker en de in de nabijheid rondziende verkennende- en veilig-
heidscavalerie, dat zijn de oogen.
Eerst wil S. nu zorgen voor een paar uitstekende oogen en als
er dan nog geld over is voor een prismakijker, dan zal hij het
aanschaffen daarvan van harte toejuichen.
Alle vergelijkingen gaan in zekere mate mank en zoo ook deze.
Beveiliging en verkenning zijn zeer zeker beslist noodzakelijk, maar
hoe zal men in de juiste richting beveiligen en verkennen, als de
prismakijker, dus de strategische cavalerie, ons daarvoor niet eerst
eenige gegevens heeft verstrekt. Onze goede oogen staren dan
wellicht doelloos in het rond.
De le Luit. der Infanterie G. Kuyper behandelt een paar punten
uit het Nederlandsche Ontwerp Reglement Bereden Artillerie.
Voornamelijk heeft S. bezwaar tegen den inhoud van punt 286
uit dat reglement. We hebben de eerste alinea van dat artikel
zooeven reeds vermeld. Het 2® gedeelte luidt: „Om te verhinderen,
„dat het vijandelijk artillerievuur de uitvoering dezer opdracht
„onmogelijk maakt en om de verdedigende infanterie zooveel
„mogelijk tegen dit vuur te beschermen, zal bestrijding der vijan
delijke batterijen mede een taak der verdedigende artillerie uitmaken".
De conclusie, waartoe S. bij zijn beschouwingen over het verloop
van den aanval en de verdediging komt, leidt hem tot de stelling:
„De artillerie van den verdediger heeft tot hoofdtaak het bestrijden
„van de vijandelijke batterijen, die het aanvallend infanterievuur
„versterken".
Naar we meenen, vervalt S. hier in een ander uiterste, door
't gebruik van het woord „hoofdtaak". Wij zouden dat woord
liever willen vermijden.
Voorts heeft S. nog bedenking tegen punt 362 „Verbinding met
„andere wapens", en meent, dat dit punt in de Gevechtshandleiding
thuis behoort. Zeker behoort daarin een omschrijving van de wijze,
waarop b. v. de verbinding tusschen infanterie en artillerie geregeld
707