Aug. 1914]. De Barisankorpsen op Madoera in verband met eene toekomstige Inlandsche militie als Legerreserve. „strenge discipline en na te velde practische ervaring te hebben „opgedaan, in den regel eerst in het laatste tijdperk van zijn eerste „6jarig verband als een goed bruikbaar veldsoldaat kan worden „beschouwd. „Het behoeft dus geen nader betoog, dat aan inheemsche troepen, „welker oefening en opleiding zooals bij de militie noodwendig 't „geval zou moeten zijn in belangrijke mate bij die van den be roepssoldaat achterstaan, slechts een geringe militaire waarde zou „kunnen worden toegekend. Waar nu de sterkte van het Leger, „als geheel beschouwd, niet alleen afhankelijk is van de quantiteit, „maar vooral ook van de quaiiteit der samenstellende deelen, moet „dat gebrek aan militaire waarde reeds als een krachtig argument „worden beschouwd tegen de organisatie van een militieleger „In 't vorenstaande is nu nog geen gewag gemaakt van de poli tieke en administratieve bezwaren aan de invoering eener Inl. militie „verbonden. Ook deze verdienen vermelding. Het politiek bezwaar „bestaat hierin, dat bij een uit zijn aard zoo weinig militair gezind „volk als de Javanen, een dwangstelsel, als aangegeven, hoe gematigd „ook toegepast, allicht onder opruiende invloeden tot een bron van „algemeene ontstemming jegens 't Nederl. gezag zou worden. „Een-wetigÊHS practisch bezwaar ligt in 'tfeit, dat in Indië geen „burgerlijke stand voor niet-Europeanen bestaat en voorshands ook „niet zoodanig is in te richten, als voor de invoering van een militie- „stelsel vereischt wordt. „Hierdoor ontbreekt elk deugdelijk middel ter verkrijging van een „billijken maatstaf voor de aanwijzing van de militieplichtigen „en van een richtige controle op de vervulling van den dienst plicht. „Eindelijk werd in de commissie nog 't denkbeeld overwogen om „uitbreiding te geven aan de primitieve volkswapening, zooals die „in de korpsen Barisan op Madoera tot uitdrukking komt. De staats commissie kon zich door een 2 tal harer leden doen voorlichten „met betrekking van de militaire waarde dier korpsen en won ter „zake van andere daarbij in aanmerking komende vragen, 't advies „in van den oud Resident van Madoera F. Fokkens, wiens advies als „bijlage 16 aan dit Rapport wordt toegevoegd. „De slotsom harer overwegingen is geweest, dat de bestaande 770

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 52