Aug. 1914.]
Uit de practijk.
de soldaten en ingehuurde koelies, middels manden en leege petro-
leumblikken, verder gebracht.
Na den rustdag in Patjet, werd op 22 November verder in
Noordelijke richting naar Tjangkring gemarcheerd en gedaald van.
1330 tot 664 M.
Hier in de buurt werd in het bergterrein eene stelling ingenomen,
waarbij in de stelling, van uit de keukenwagens moest worden;
gegeten.
Hoewel deze zeer moeilijke, modderige en smalle paardenpaden
te volgen hadden en ettelijke malen zelfs geheel onderste boven
lagen door de geringe spoorwijdte der raderen en de diepe karre-
sporen vol steenen, enz., kwamen ze toch in vrij goede conditie in
de stelling aan.
Wel is waar, was het wat laat geworden, maar tóch kon den vrij ver
moeiden troep, die inmiddels doornat was geregend-en die anders-
bij het zèlf-kooksysteem geen stukje droog hout zou hebben kunnen
vinden—ter plaatse, goed toebereid en warm eten worden verstrekt.
Wij, officieren, die nog eenige uren konden wachten, vóór we in
't bivak wat te eten zouden kunnen krijgen, zagen waarachtig met
wangunstige blikken toe, hoe Jan Fuselier zich daar bibberend en
wel in zijn natte plunje, te goed deed aan verleidelijk dampende
soep, enz.
In Tjangkring werd dien nacht gekantonneerd en 23 November
werd de thuismarsch ondernomen over Bandoeng.
Op dezen vlakken weg viel, wat de keukenwagens aangaat, verder
niets bijzonders te vermelden.
De Japansche lichte tweeradige treinkarren, die deze oefeningen
ook medemaakten voldeden vrij goed.
De spoorwijdte dezer karren bleek, evenals die der keukenwa
gens, echter te smal te zijn, waardoor ook deze karren spoedig
omvielen op ongelijken bodem.
Ook bleken de raderen in 't algemeen veel te zwak te zijn, en
de spaken te dun.
Zoo zag ik o.a. hoe van één der Japansche karren, waarop-
de medicijnen, verbandmiddelen, enz., der Verband-Sectie wa
ren geladen, bij het nemen van een vrij steile helling in den
marschweg, één der raderen tegen een steen botste en als koek
afknapte.
788