Aug. 1914.]
Uit de practijk.
den soepketel daarmee aan) en er later weer ingezet. Men opende
dan eerst de blikken, roerde de half-gare rijst wat om met de houten
roerspanen en plaatste dan de vroegere bovenste blikken onderin
op den houten rooster. Het deksel werd weer gesloten, terwijl men
slechts een weinig kokend water in den ketel liet, net genoeg dat
de houten rooster geheel onder stond.
De vuurhaard onder den ketel werd zoover leeggehaald, dat er
nog enkele gloeiende stukken houtskool overbleven, die het weinige
water nog aan de kook konden houden, totdat het geheel verdampt was.
De rijst werd dus verder eenvoudig gaar gestoomd.
Deze truc hielp uitstekend; tenminste bij de keukenwagens, waar
men die toepaste, was de rijst altijd goed gaar en flink droog.
Ik kan deze manier allen Compagnies-Commandanten, die met
een keukenwagen moeten werken, beslist aanbevelen.
Den 6en October 1913 werd door de Magelangsche Infanterie-Korp-
sen en de 2de Mitrailleur-Compagnie, de marsch ingezet. Elk korps
marcheerde afzonderlijk naar Ambarawa, vanwaar uit de eigenlijke
Brigade-marsch zou beginnen.
Aangezien er bij deze concentratiemarschen, die 2 dagen duurden,
nog niet beschikt werd over paarden, om de keuken- en filterwagens
te trekken, moest men zich behelpen met koelies.
De ondervinding heeft echter geleerd, dat deze manier van ver
boer allerellendigst is. Vooral tegen meer of min steile hellingen in
den weg konden de zware wagens slechts met de grootste moei
te omhoog gesjord worden.
Daarbij moesten de koelies telkens na een vermoeiend wegge
deelte uitrusten, waardoor er van een geregelde marschsnelheid bij
den bagagetrein geen sprake was.
De filterwagens vooral, waarvan er voor iedere 2 compagnieën
één was ingedeeld, waren ontzettend zwaar en onhandelbaar, voor
koelievervoer tenminste.
Sommige dezer wagens moest men bijna half leeg laten loopen, om
het gewicht wat te verminderen en de wagens te kunnen meekrijgen.
Zoo zag ik o.a. een filterwagen, die als sproeiwagen fungeerde en
een eindweegs in vollen gang gloeiende thee over den stoffigen
weg sproeide uit alle opengezette kranen, waarbij enkele onvoor
zichtige koelies leelijk hun naakte voeten brandden.
790