Uit de practijk.
[Aug. 1914.
de bergen, ten Westen Leles Mandelawangi en den daarvan Zuidelijk
gelegen Tjot, om de vier défilés daar, waardoor paardepaden loopen,
tegen de oprukkende roode partij te verdedigen en bezet te houden.
De marschweg naar deze stelling was zeer zwaar.
De 3de Compagnie ging naar Dano en was geheel afgezonderd.
De weg naar Dano is vrij mooi, heeft alleen een paar heel steile
hellingen en één plaats, waar de rotsen elkaar zóó dicht naderen,
dat de wagens er net eventjes door kunnen.
Op dit punt zal het dan ook waarschijnlijk wel geweest zijn, dat
de filterwagen der 3de Compagnie een rad verloor, doordat velg
en ettelijke spaken braken.
De andere drie compagnieën hadden een veel zwaarderen weg,
het Noordelijkste paardenpad bezijden de spoorbaan en op één na
het laatste aan den Zuidvoet van den Mandelawangi.
Bij den trein, waar de keuken- en filterwagens waren ingedeeld,
had men op dezen tocht de grootste misère met genoemde wagens.
Het begon met den keukenwagen der 2de Compagnie, reeds vóór
de zware hellingen kwamen. Door de hitte van het vuur, werden de
lamoenboomen week en deze bogen rustig door, zoodat van verder
rijden geen sprake was.
De vuren werden toen gedoofd en de boomen over een steen
recht gebogentoen kon de wagen weer voort.
Bij de zware weggedeelten, schoot men haast niet op. De trein-
paarden bleken weer ongeschikt voor zwaar bergterrein; de inge
huurde paardjes voldeden veel beter. Een enkel goed treinpaard
uitgezonderd, dat het karweitje alleen verrichtte en er met wagen
en al tusschen uit trok tegen een helling op van minstens 20.°
Zonder verdere noemenswaardige ongevallen, kwamen de wagens
boven, al was het ook drie uur na den troep, over een afstand
van 5 K.M. Om 12 uur 's middags werd dien dag het voormiddag
eten en de thee in de wagens verstrekt.
Met één der filtërwagens had men onderweg weder een komisch
moment. Om dien wagen niet al te zwaar te maken, was hij half
gevuld. Bij het opgaan der hellingen, sloeg op een gegeven oogen-
blik de wagen heelemaal achterover, doordat natuurlijk al het
water naar achteren liep.
De paardjes verloren grond en hingen in de lucht te spartelen
aan de lamoenboomen.
793