De Barisankorpsen op Madoera in verband met eene toe
komstige INLANDSCHE MILITIE ALS LEGERRESERVE. [Aug 1914.
dat wij officieren allen wel voelen, dat we op de een af andere
wijze zullen moeten aansturen op een Inl. militie, in welken vorm
ook, want m.i. is in de toekomst ook niet meer te rekenen opvol-
doende inl. vrijwilligers voor 't Leger. Waar de inl. militair in zijn
eigen burgermaatschappij nog steeds beschouwd wordt als een, die
zich aan de Compenie heeft verkocht, waar de zich nog altijd uit
breidende cultures steeds grooter eischen stellen aan beschikbaar
werkvolk, waar uitbreiding van spoor- en tramwegen op Java en
ook op Sumatra (in de Javabode van 7 April 1914 kan men lezen
dat voor den spooraanleg in Zuid Sumatra in jaar.8000Javanen
werden goedgekeurd en aangeworven), waar 't in cultuur komen
van groote uitgestrektheden op de Buitenbezittingen steeds meer
aanvraag doet ontstaan naar werkkrachten van 't goed bevolkte
Java, waar ook andere takken van dienst, zooals b. v. gewapende
en algemeene politie, de noodige mannetjes opeischen, daar zal men
moeten toegeven, dat de lust van den Javaan om zich vrijwillig als
soldaat voor 't Leger aan te melden er in de toekomst zeker niet
op vooruit zal gaan.
Ik noem hier alleen den Javaan, omdat deze landaard 't meeste
voorkomt in ons Leger en de andere landaarden, als Timoreezen
en Amboineezen, te gering in getalsterkte zijn om een veel grooter
contingent aan het Leger af te staan.
Zooals ik herhaal, we zullen noodgedwongen den kant op moeten van
militie voor den Inlander (d. w. z. voorloopig op Java en Madoera)
in welken vorm ook, welke bezwaren daaraan ook verbonden zullen zijn.
Waar wellicht niet een ieder in de gelegenheid is geweest kennis
te nemen van het Rapport der Staatscommissie (2) acht ik het niet
overbodig hieronder een deel van dat Rapport aan te halen, waarin
we onder 9. „Verdediging te land" het navolgende lezen:
„Doch gaat men dieper op de zaak in, dan blijkt, dat aan de
„verwezenlijking daarvan (d. i Inl. militie) vooralsnog onoverwin
nelijke bezwaren in den weg staan.
„In de eerste plaats toch dient gelet te worden op het feit, dat
„de inl, soldaten van het staande Leger bij intensieve oefening,
(1) Zie afscheidsrede van den aftredenden Legercomdt. Generaal
v. Daalen.
(2) Zie extra uitgave marineblad.
769