Proeve eener Inrichting van een
[Sept. 1914.
3. De lijn der steunpunten ligt vóór die der overige elementen.
4. Elke groep is in fronten flanken door een 10 Meter
breede ijzerdraadversperring omgeven.
Aangezien de buitenste hindernis op 100 Meter van den in-
fanteriewal is gelegen, is, in verband met de noodzakelijkheid deze
hindernis van uit de kazematten der nevenelementen te kunnen
bestrijken en de wenschelijkheid den frontmuur dezer kazematten
onder een horizontalen hoek van 1:3 tegen vuur te dekken,
de minimum intervalsafstand op +300 Meter genomen. De maxi
mum intervalsafstand is op 350 Meter genomen, omdat alsdan de
vaksteunpunten, waarin de flankvuurmonden zijn opgesteld, op
3150 Meter van elkaar liggen ende maximum schootsafstand
der vuurmonden 7000 Meter zijnde—de wenschelijkheid bestaat
om op het voorterrein van elk vaksteunpunt het vuur van elke
twee rechts en links gelegen flankbatterijen der nevenvaksteun-
punten te kunnen concentreeren.
De groepssteunpunten liggen in verband hiermede op 900—1050
Meter van elkander, een afstand, waarop het mitrailleurvuur van
uit de nevengroepssteunpunten nog voldoende intensief mag wor=
den geacht.
(zie plaat 1.)
II. Een groepselement in zijn eenvoudigsten vorm bestaat uit:
1. een aarden wal voorzien van een in gewapend beton uitge
voerd infanterie banket voor staande schutters, dat zich langs
den achter sluitmuur der hierna te noemen bomvrije onder
komens voortzet.
2. aan beide uiteinden van het infanterie banket zijn twee bom
vrije onderkomens in gewapend beton gebouwd.
3. beide onderkomens zijn tot mitrailleurkazemat ingericht, waar
van de frontmuren tegen direct gericht vuur onder een
horizontalen hoek van 1 3 zijn gedekt door voorgelegen
vleugelmuren.
4. elk element is in front en flanken door een 7 Meter breede
ijzerdraadversperring omgeven, die van af den wal geheel
bestreken kan worden.
De omstandigheid, dat elke groep uit drie smalle, naast elkander
geplaatste deelen bestaat, (lijnvorm) maakt aanpassing aan eiken
vorm van het terrein mogelijk.
833