Proeve eener Inrichting van een [Sept. 1914. 3. De munitie bestaat uit eenheidsprojectielen en brisantgranaten. De bodems der patroonhulzen van de houwitsers zijn voorzien van een sluitschroef, waarin de onstekingsdop, de middellijn van deze sluitschroef is van zoodanige afmetingen, dat de hand in de patroonhuls kan worden gebracht, ten einde bij het gebruiken van kleine ladingen de betreffende deelkardoes daaruit te kunnen ver wijderen. Hierdoor wordt het scheiden van projectiel en huls overbodig gemaakt en de overgang van de eene tot de andere lading aanzien lijk versneld. (D. R. P.) II. Ververdediging. 1. Elke artillerie-groep beschikt over: 1 afdeeling a 3 kanonbatterijen i a 3 stukken 1 afdeeling a 3 houwitserbatterijen 1 afdeeling a 3 mortierbatterijen I van 15 c. M. 2. De munitie bestaat uit eenheidsprojectielen en brisantgranaten. 3. De kanonterugloopaffuiten met schild zijn op zoodanige bed dingen gemonteerd, dat een groot schootsveld wordt verkregen. Daartoe is de affuit om de schop als pivot draaibaar, de raden worden met schoenen over een gebogen rail verplaatst. (D. R. P.) E. Reserues, beuelüoering. I. Reserves. 1. Zooals hiervoren is opgemaakt, beschikt elk commandant van een werk over een kleine fortreserve, die in het werk zelve gelegerd, onmiddellijk bij de hand is. 2. In elk vak (drie groepen) wordt een vakreserve gelegerd, sterk: een bataljon a 3 compagnieën a 150 geweren, een sectie a 2 veldmitrailieurs, een batterij a 3 veldhouwitsers van 10.5 cM, een detachement genietroepen. 3. Per 3 sectoren a 3 vakken (verdedigingsfront van 20 a 24 K. M. lengte) wordt een algemeene reserve ingedeeld, sterk: 1 Divisie a 3 regimenten a 3 bataljons a 4 compagnieën a 150 geweren. 3 compagnieën a 6 veldmitrailieurs. 847

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 37