Sept. 1914.] Concubinaat ofhuwelijk? handen zal aangrijpen: terwille van z'n gezin en ook terwille van zichzelf. En onze kaderovervloed is niet van dien aard, dat dit verschijnsel buiten beschouwing zou mogen worden gelaten. Er zijn uitzonderingen, die door toevallige omstandigheden bijverdiensten enz.— zich in den gehuwden staat met een behoor lijke vrouw zeer goed zullen bevindenhet blijven echter uit zonderingen. Voor deze uitzonderingen kan men het huwelijk zooveel mogelijk aanmoedigen prachtig! En nog prachtiger, wanneer men de omstandigheden zoodanig veranderde, dat die uitzonderingen regel konden worden. Doch zoolang dit niet het geval is of het geval kan zijn, laat men dan geen ethische maatregelen naar christelijke moraal doordrijven, aangezien zij in de weinig zonnige praktijk nóch ethisch, nóch christelijk zullen blijken. Wanten nu kom ik aan het hierboven reeds neerge schreven „of". En die nadering geschiedt met eenigen schroom, omdat ik een zeer précair onderwerp ga aanroeren het onderwerp dat ik hier kuischelijk „de zwarte ziekte" wil noemen. Gegeven een tropisch land, waar de sexueele driften sterker spre ken. Gegeven voor het mannelijk individu de onmogelijkheid, althans de besliste onwenschelijkheid van een huwelijk op europeesche grondslagen. Gegeven het feit, dat hem belet wordt samen te leven met een meisje van het land. Gegeven een zeer uitgebreide, zeer besmette prostitutie, die door beginselen van ethisch-christelijke moraal aan ieder toezicht is onttrokken. Gegeven de omstandigheid dat voor dit mannelijk individu geen medische voorzorgsmiddelen beschikbaar zijn gesteld. Gestelde: Bedoeld mannelijk individu ligt binnen drie maanden in het hospitaal zwarte ziekte. Bewijs: De mannelijke driften dringen in een tropenland sterker. De meisjes van het land ach, de meisjes van het land een variatie op Strindberg kan hier volstaanLe grand chien veut et la petite chienne veut aussi. Eén stap in de kampong, één „poeter sadja" rond de bioscoop en Jan Fuselier heeft het gewenschte kontakt. Er zijn vele stille en gastvrije kamponghuisjes. De voorzichtigheid is de moeder van de porceleinkast maar niet van Jan Fuselier en de zijnen. 858

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 52