Sept. 1914.] Concubinaat ofhuwelijk?
moet helaas weer eenigszins hard gezegd worden financieel binnen
het bereik van een onderofficier ligt, ook al omdat gezinsvorming
hier meestal blijft uitgesloten en haar levenseischen geheel anders
en eenvoudiger dan die van een Europeesche vrouw zijn, een huis
houdster, die door haar huishoudster-zijn de oorzaak is dat die
zelfde laki tenminste niet alle dagen z'n „competeerende" en méér
„slikt" en vooral dat hij buiten die groote rubriek trouwe hospi
taalbezoekers blijft, wier ziektegeschiedenissen slechts met gekleur-
den inkt worden geboekstaafd.
En vooral dit laatste is een hoofdfactor; het zou een droeven,
maar leerrijken arbeid zijn om eens in statistische cijfers uit te drukken
hoeveel onderofficieren, die zonder concubine leven (wier aantal
dus thans veel grooter moet worden), voor hun leven verziekt en
besmet zijn door de zwarte ziekte. Schrijver dezes ontbreken de
gegevens daarvoorhij was echter in de gelegenheid om in de
praktijk zijn betoog aan die praktijk te toetsen en, zij 't ook zon
der cijfers, juist te bevinden.
En nu de militairen beneden den rang van onderofficier. Het is
niet noodig om nogeens in herhalingen te treden. Doch men wenscht
blijkbaar tenslotte ook onder hen (althans onder de Europeesche
of christelijke militairen) het concubinaat te doen verdwijnen
en door het huwelijk te vervangen. Dat schrijver dezes hiertegen
zijn bezwaren heeft, bezwaren, waarmee hij waarschijnlijk ook al
weer niet alleen staat, behoeft geen betoogmen zie hierboven.
Want eer de onmogelijkheid van een in eer en deugd en a
1' européenne gehuwden Jan Fuselier tot mogelijkheid zou kunnen
worden, dient men te wachten, tot de laatste Jan Fuselier plechtig
„voor de commissie is getrokken".
En daarom zou schrijver dezes juist willen betoogen: „Men moedige
onder de mindere Europeesche militairen het concubinaat met een
eenigszins behoorlijke Inlandsche vrouw zooveel mogelijk aan".
Omdat de praktijk eenvoudig vraagt om van twee kwade dingen
het beste te kiezenöf concubinaat öf toeneming van besmette
prostitutie en toeneming van drankmisbruik. Of ja of huwelijk.
860