Sept. 1914.] Uit de practijk. In de welbekende algemeene order, van 1910 No 53, regelende de toelatingseischen enz. voor de kaderscholen, worden geëischt dat een fuselier, teneinde te wordentoegelaten "tot het examen voor de kaderschool, prevöt op geweer moet zijn; een korporaal prevöt op geweer en sabel; een sergeant (voor opleiding sergeant-majoor instructeur) prevöt geweer en prevöt sabel. Bovendien leest men in deze algemeene order, dat, teneinde aangesteld te kunnen worden tot adj. onderofficier-instructeur, de adspirant meester op een der wapens dient te zijn. Aan de kaderscholen wordt voorts geen onder wijs in het schermen gegeven, terwijl bij de examens, die aan deze inrichtingen worden gehouden voor korporaal, sergeant en sergeant- majoor-instructeur, op schermgebied geheel gelijke eischen als aan de adspiranten voor die rangen worden gesteld. Deze aanhaling uit bedoelde algemeene order zij het tweede ge deelte van mijn tekst. Het wil mij nu voorkomen, dat het eerste en tweede gedeelte van 't geen ik mij als tekst koos, niet bepaald in alle opzichten in streng logisch verband met elkaar staan. Integendeel Immers het schermreglement wil, en zeer ten rechte, in de allereerste plaats een beoefening van het geweerschermen: de jongste oorlogen hebben, als practisch voorbeeld beten dan honderd technische en daarom dikwijls vervelende verhandelingen, de groote waarde van het geweer als stootwapen en het nog niet uit den tijd zijn van het bajonetgevecht bewezen. Want ondanks de snelle en veelvuldige kogeis van 't moderne vuurgevecht, bleek het gevecht van man tegen man in vele gevallen tenslotte even beslissend als in de dagen van 1870/71. Geweerschermen een factor van beteekenis voor onze infanterie: prachtig! En nog prachtiger dat diezelfde infanterie zich niet langer als eenige sportieve bezigheid ganschelijk vervoetbalt. Want al is voetballen een schoone en gezonde sport, voor een infanterist is het simpele en zoo dikwijls smadelijke geminachte geweerschermen een schoonere, gezondere en veel nuttiger sport. En het is zeer zeker een groote verdienste van den thans afgetreden legercommandant, en vermoedelijk eveneens van onzen officiersschermbond geweest, 866

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 60