Sept. 1914.] Korte Mededeelinoen.
De muziek van het keurcorps, dat schier onafgebroken de defileer-
marsch had doen klinken, trok henen; de duizenden menschen, door
slechts weinige politiemannen ordelijk in een halven cirkel geschaard,
met de diepste buiging naar de Paleisstraat, hadden in onbegrijpelijke
stilte de revue gadegeslagen. Nog klonk er geen kreet, geen
hoerah
Toen volgde de meest grootsche betooging, die ik in een lang
journalistiek leven heb medegemaakt.
Spontaan, nog vóór Prins Hendrik begrijpen kon wat zijn vrouw
wenschte, liep de Koningin met Juliana aan de hand in snellen pas
langs ons heen en op het volk toe
En de rechterhand wenkend omhoog ging zij vlak langs de duizen
den, met haar fraai getimbreerde stem, de stem eener Vorstin
roepend: Leve het Vaderland!
Lees niet in de kranten de stijve en stijle berichten, correct als
een ambtelijk rapport, omtrent dit gebeuren. Gij krijgt er geen
indruk van en ik vrees dat ik u nog maar een zwakke impressie
kan geven van het tafereel dat volgde.
Hoeden en zakdoeken, duizenden, als een reuzenvlucht van vogels,
gingen aan de uitgestoken armen in de lucht, en geween luid als
van een orkaan barstte los, vrouwen en meisjes snikten, mannen
schaamden zich hun tranen niethier en daar werden de handen
gevouwen tot gebed of het teeken des kruises gemaakt.
En dan hief heel die menigte, als een reusachtig gemengd
koor, met den blauwen, zonbestraalden hemel tot klankbord de
volksliederen aan, eerst het Wien Neêrlandsch bloed, dan'het
Wilhelmus.
De Koningin had haar ronde niet geheel voltooid; midden in de
vrijgehouden straat stond zij nu. De tranen liepen haar langs de
wangen, maar ze dapper terugdringend zong zij mee, moedigde
Juliaantje aan om ook mee te zingen.
Maar het kleintje was door en door moe van het lange staan
en het ernstige snuitje toonde dat. Toen nam prins Hendrik zijn
dochtertje op de schouders en terwijl de koningin béide armen om
haar beentjes sloeg, stonden ze daar voor het Paleis, in een groepje
als nooit voor eenigen fotograaf heeft geposeerd.
Nimmer zal iemand die het meeleefde, dit tafereel vergeten en
een oogenblik van ontroerende stilte, slechts door het luide weenen
der vrouwen verbroken, ging aan een nieuw gejuich vooraf, dat
alle geestdriftsuitingen, ooit in de residentie vernomen, achter zich
liet in kracht en intensiteit.
Het leger had zich bereid getoond het volk liet het zijn Ko
ningin vernemen, in gejuich, als een paraphrase op het woord van
den premier in de Tweede Kamer: „Wij zijn gereed en vast besloten
ons volksbestaan te verdedigen."
880